ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
zijn dit voor de mosselen. De verwaterplaat
sen van Yerseke zijn bacteriologisch de enige
geschikte. België en Frankrijk, grote afnemers
van deze schaal- en schelpdieren, liggen op
vrij geringe afstand, zodat zij in verse toestand
aankomen. Hetzelfde geldt voor de garnalen.
De ijle haring die in de buurt van het Kanaal
wordt gevangen wordt in grote hoeveelheden
in Breskens aan wal gebracht en zelfs achter
het IJzeren Gordijn gebracht. In totaal be
loopt de waarde van deze produkten bijna
20 miljoen, voornamelijk deviezen. De libe
ralisatie die met de Europese Economische
Gemeenschap steeds verder doorschrijdt zal
het afzetgebied vergroten, hetgeen thans reeds
met de oesters en mosselen aan de gang is.
De afzetradius is de laatste decennia groter
geworden. Toen het vervoer meestal nog per
schip plaats vond was het bereik van oesters
en mosselen kleiner. Het invoeren van de
vrachtauto schakelde Bruinisse als exportcen
trum uit en concentreerde alles te Yerseke,
een tendens naar een moderner externe or
ganisatie. De vrachtauto drong dieper in
Frankrijk door en de afzet nam toe.
Industrie.
ZEELAND kwam na 1944 tot een rede
lijke omvang van industrialisatie, zo
omtrent het landelijke gemiddelde. Dit
geschiedde overwegend in de bestaande be
drijven. Verschillende groot-industrieën ach
ter Terneuzen en op "Walcheren vonden langs
het diepe vaarwater reeds vele jaren een goede
standplaats. Talloze kleinere bedrijven die
voor de oorlog meer in de ambachtelijk-ver-
zorgende sfeer lagen namen nadien op een
veel wijdere afzetmarkt een plaats in. Het
transport bleek steeds minder een belemme
rende factor te worden.
Nu Zeeland een probleemgebied is gewor
den en vier ontwikkelingskernen telt blijkt
een vrij geringe premièring voldoende te zijn
vele niet-Zeeuwse bedrijven over de Kreek-
rakdam te trekken. De rustige arbeidsmarkt
is daarbij een niet onbelangrijk element, dat
wij in de inleiding mede rekenden tot de gun
stige standplaatsfactoren. Hiervan is nog veel
te verwachten.
Zeehavens.
HIERBIJ denken wij aan de verdere ont
wikkeling van Vlissingen (het Sloe) en
Terneuzen met achterland (het ver
grote kanaal). Nautisch zijn de standplaatsen
voortreffelijk; economisch is er nog te weinig
agglomeratie om op eigen kracht door te sto
ten. De Minister van economische zaken heeft
er in de zesde industrialisatienota op gewezen
dat het uit nationaal oogpunt aanbeveling
verdient door overheidsmaatregelen met be
trekking tot de wegen en openbare nutsvoor
zieningen deze zelf-inducerende krachten op
te wekken. Dit is van belang voor de schaar
ser wordende terreinen aan de Nieuwe "Water
weg, die men niet klakkeloos mag uitgeven
aan bedrijven die evengoed elders kunnen ko
men. Bovendien, zo mogen wij stellen, zijn
de kosten van aanleg en streekontwikkeling
in de ruimste zin in Zeeland vele honderden
miljoenen goedkoper, wat eveneens een stand
plaatsvoordeel is. Het gemeentefonds keert
voor iedere Rotterdammer bijvoorbeeld per
jaar 182,uit, voor iedere inwoner van
Capelle aan de IJssel 88,—.
De directe kosten van aanleg van het Sloe-
plan, dat in fasen is uit te voeren, bedragen
nog geen 75 miljoen. Nieuwe pieren bij
IJmuiden kosten 80 miljoen, de nieuwe
tunnels in Rotterdam enige honderden mil
joenen.
Dit alles betekent dat het Rotterdamse haven
gebied vooral gereserveerd moet worden voor
massale overslag van olie en ertsen, waaraan
betrekkelijk weinig mamoet-tankers te pas
komen. Op dit punt maakt concentratie het
voor ons land mogelijk op zeer concurrerende
voorwaarden aan het wereldverkeer te parti
ciperen en de afzetradius te vergroten. Wan
neer wij spraken over bedrijven die evengoed
in de Zeeuwse zeehavens een plaats kunnen
vinden denken wij aan stikstof-, zwavelzuur-,
verf grondstof producerende fabrieken, scheeps
werven en misschien een hoogoven.
130