ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 lijk die van het continueren van een groeiend (al dan niet gemotiveerdwantrouwen. Het is aan ernstige twijfel onderhevig of de raad op dat ogenblik wel voldoende oog heeft gehad voor de normen van behoorlijk bestuur. „De openbaarheid vindt haar hechtste waarborg in de geest van onze raadsleden" aldus professor Oud. Had men hier te maken met de uitzondering, die deze regel moet be vestiger.i? III. Afdelingsonderzoek van de gemeentebegroting. ONDER „afdelingsonderzoek" van de ge meentebegroting wordt in enkele Zeeuwse gemeenten verstaan een infor mele bijeenkomst van de raad, waar de raads leden vragen stellen over de gemeentebegro ting. Deze vragen worden dan genotuleerd en later schriftelijk door B. en W. beantwoord. Dit verslag wordt openbaar gemaakt. Pas dan volgt de openbare begrotingszitting. Het woord afdelingsonderzoekwordt in deze gevallen ten onrechte gebezigd, want er is geen sprake van een onderzoek in afdelin gen. Er wordt integendeel een plenaire ver gadering van de raad gehouden. In dit ver band is een uitgebreid citaat uit het reeds eerder genoemde Hand,boek van professor Oud op zijn plaats: „In de grotere Raden wordt voor sommige voor stellen van Burgemeester en Wethouders nog wel een andere wijze van voorbereiding dan door mid del van raadscommissies toegepast. Met name is dit het geval bij de vaststelling der begroting. Het ontwerp daarvoor moet krachtens art. 238 der Ge meentewet door Burgemeester en Wethouders aan de Raad worden aangeboden. Verschillende regle menten van orde bepalen nu, dat het eerst in onderzoek wordt genomen in de vergadering van enige „afdelingen", waarover de leden van de Raad bij loting worden verdeeld. Van het in iedere afdeling te berde gebrachte wordt aantekening ge houden door een door de afdeling tot rapporteur benoemd lid. De gezamenlijke rapporteurs vormen een commissie, die van het besprokene een rapport opmaakt, dat door Burgemeester en Wethouders schriftelijk wordt beantwoord. Rapport en ant woord worden aan de Raad overgelegd in een openbaar stuk. Daarop volgt dan de openbare be handeling in de vergadering van de Raad. De wet maakt van een dergelijk afdelingsonderzoek geen melding. Sedert 1931 veronderstelt zij de mo gelijkheid van het bestaan van „afdelingen" wel. Zij vermeldt toch het in 1931 nieuw vastgestelde art. 64, dat over het presentiegeld handelt, dat de leden van de Raad ook voor het bijwonen van ver gaderingen van „afdelingen" een vergoeding kun nen ontvangen. (Het reglement van orde van de Raad van Rotterdam gebruikt het woord „afdelin gen" niet. Het bepaalt, dat de Raad voor het be- grotingsonderzoek wordt verdeeld in „vijf com- missiën, bij loting samen te stellen"). Tot zover dit citaat. Afdelingsonderzoek is dus te beschouwen als een voorbereiding van de openbare behan deling. Van groot belang is echter, dat deze voorbereiding in afdelingen geschiedt, waarin de leden om elke partijdige indeling te ver mijden bij voorkeur door loting worden aangewezen. Er behoort geen sprake te zijn van een plenaire vergadering van de raad, terwijl voorts aan dit afdelingsonderzoek de raadsvoorzitter niet deelneemt. De Zeeuwse praktijk evenwel is volstrekt anders: daar maakt men van de complete raad één grote afdeling, die zelfs wordt gepresideerd door de voorzitter! De grens tussen voorbereidend onderzoek en officiële behandeling wordt aldus ontoe laatbaar vervaagd. Men wekt op zijn minst de schijn, dat hier reeds zaken bedisseld wor den, die uitsluitend in een openbare vergade ring thuishoren: artikel 50 van de gemeente wet schrijft dat dwingend voor! In de kwasi- afdelingsvergadering die in sommige Zeeuwse gemeenten wordt gehouden, is reeds een vol ledige raadsdiscussie mogelijk over de begro ting, een discussie die zich echter afspeelt achter gesloten deuren. Vrijwel al hetgeen hierboven is gezegd over de informele ver gadering is hier eveneens van toepassing. Ook ten aanzien van dit kwaad helaas in Zeeland voorkomend bij de grootste ge meenten, die toch beter moesten weten moet worden gezegd dat normen van behoorlijk be stuur niet in acht worden genomen. Vooral omdat het gaat om het belangrijkste stuk van het gemeentebestuur. 126

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1959 | | pagina 6