ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 geringe belangstelling en een, gezien het aan tal bedrijven, te groot aantal opvolgers wor den gezocht. De leerlingen van de M.L.S.-en konten voor het overgrote deel van de grotere landbouw bedrijven. Zoons van kleine boeren (beneden de 10 ha) en niet-boeren vindt men er heel weinig onder in Zeeland. Vooral het geringe aandeel van kleine-boerenzoons valt op; dit is 5 °/o in Zeeland tegenover een landelijk per centage van 17. Nu is het zo, dat er op de kleine bedrijven weinig meewerkende zoons zijn (een gering aantal opvolgers dus) en bovendien heeft een boer op een klein bedrijf over het algemeen geen middelbare landbouw- opleiding nodig. Maar toch blijft het verschil in belangstelling voor de M.L.S. tussen grote en kleine-boerenzoons opvallend, terwijl de beide groepen bedrijven toch in Zeeland on geveer even omvangrijk zijn. Het lijkt zeker niet uitgesloten dat hier standsverschillen een rol spelen. Dit kan ook het geval zijn ten aanzien van de landarbeiderszoons, die men op de M.L.S.-en in Zeeland vrijwel niet vindt. Zij hebben weliswaar voor het landarbeiders- beroep geen behoefte aan deze opleiding, maar zouden haar meer kunnen volgen om een goede functie in een aan de landbouw verwant beroep te verkrijgen. Het merkwaar dige verschijnsel doet zich nu voor, dat er meer zoons van niet-agrariërs op de M.L.S. zitten dan zoons van landarbeiders. Wat de vooropleiding van de M.L.S.- leerlingen betreft is het opvallend dat ruim 215 een onvolledige opleiding van enkele klassen U.L.O., H.B.S. en lagere landbouw school heeft gevolgd. Dit lijkt te betreuren. De lagere land- en tuinbouwscholen. DE lagere land- en tuinbouwscholen maken op het ogenblik een overgangs fase door. Teneinde aan het doel van dit onderwijs, het geven van primaire land bouw- en algemeen vormende opleiding, beter te kunnen voldoen, is enkele jaren terug be sloten tot een intensivering van de vierjarige studie. Kregen de leerlingen eerst resp. 2V2, 1, 1 en 1 dag per week les in deze vier jaren, nu wordt dat resp. 5, 4, 3 en 3 dagen. Er is een technische opleiding aan deze scholen toegevoegd, terwijl ook het algemeen vormend onderwijs sterk is uitgebreid. De toelatingseis van 7 klassen lagere school is vervangen door 6 klassen l.o. Op een aantal scholen in Zee land is de nieuwe onderwijsvorm reeds in gevoerd. Er bestaan in Zeeland 13 lagere landbouw- en 2 lagere tuinbouwscholen. Behalve op Noord-Beveland zijn in alle gebieden één of meer van deze scholen gevestigd, zodat de spreiding van dit onderwijs zeker voldoende mag worden genoemd. Het totale aantal leerlingen bedraagt nagenoeg 800; het leer lingental per school varieert sterk en loopt uiteen van 25 (Axel) tot 132 (Middelburg). Op twee scholen na gaan de L.L.T.S.-en uit van de standsorganisaties. Verreweg de meeste leerlingen (76 zijn dan ook afkomstig uit boeren- en tuinders kringen. Hoewel er meer zoons van grote boeren op de scholen zitten dan van kleine boeren (dat wil zeggen die van minder dan 10 ha), is hun overwicht toch lang niet zo groot als op de middelbare landbouwscholen. Op L.L.T.S.-en is de verhouding tussen het aantal grote- en kleine-boerenzoons ongeveer in overeenstemming met die tussen het aantal opvolgers op de grote en kleine bedrijven. Op Walcheren is de dominerende positie van de zoons van grote boeren echter opvallend. Op de L.L.T.S.-en zitten aanzienlijk meer landarbeiderszoons dan op de M.L.S.-en. Het percentage van de leerlingen is in Zee land met 13 ook beduidend groter dan in Nederland met 5. Toch is het duidelijk dat het bezoek van landbouwscholen door zoons van landarbeiders nog sterk zou kunnen toe nemen. Er zijn in Zeeland meer landarbeiders dan bedrijfshoofden en ook in aanmerking genomen, dat hun aantal zal dalen, zouden meer aankomende landarbeiders de L.L.T.S. moeten bezoeken. Het lijdt geen twijfel, dat een goede landbouwopleiding voor hen nood zakelijk is. De vraag kan ondertussen wel '154

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1959 | | pagina 2