ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
volgende tabel blijkt. Tholen en "Walcheren
tonen geringe percentages voor het dagonder
wijs, Tholen en Zeeuwsch-Vlaanderen voor
het cursusonderwijs. Noord-Beveland maakt
een zeer gunstige indruk, voornamelijk door
dat daar een opvallend groot aantal boeren
de landbouwwinterschool (de huidige M.L.S.)
heeft gevolgd. De aanwezigheid van deze
school in Goes, die al voor 1900 is gesticht,
is voor Noord-Beveland veel belangrijker ge
weest dan voor Zuid-Beveland! In Zeeuwsch-
Vlaanderen heeft de oprichting van lagere
landbouwscholen in een vroege periode ken
nelijk een rol gespeeld.
Dat echter de aanwezigheid van een onder
wijsinstelling niet alleen beslissend is, bewijst
de vergelijking tussen Tholen en Schouwen-
Duiveland, waar ongeveer tegelijkertijd een
school werd opgericht. Ook de gemiddelde
bedrijfsgrootte is een belangrijke verklarings
factor: de grote boeren hebben meer onder
wijs genoten dan de kleine.
Eveneens hebben de jongere bedrijfshoof
den veel meer onderwijs gevolgd dan de
oudere. De bedrijfshoofden onder de 35 jaar
vertonen een percentage van 70, tegen 35
voor de ouderen. Ook de kwaliteit van het
onderwijs is vooruitgegaan. Dit is nog sterker
met de huidige generatie meewerkende boe
renzoons het geval (hierin zijn niet de op het
ogenblik schoolgaande begrepen). Bovendien
blijkt het onderwijspercentage van de mee
werkende boerenzoons op het Nederlandse
gemiddelde te liggen, waarbij het dagonder
wijs relatief gunstig naar voren komt, zoals
ook elders in de zeekleigebieden. Op het ge
bied van het land- en tuinbouwonderwijs is
dus in Zeeland in één generatie een achter
stand omgezet in een voorsprong.
Is dus in dit opzicht een zeer bevredigende
vooruitgang te bespeuren, geheel onbevredi
gend is het met de opleiding van de land
arbeiders gesteld. Van hen bleek in 1952 nog
geen 20 °/o voortgezet onderwijs te hebben ge
volgd, waarvan 7ho agrarisch onderwijs. Bij
de jongere generatie is dit maar weinig beter.
Vooral de land- en tuinbouwscholen werden
(en zoals bleek worden) heel weinig door
toekomstige landarbeiders gevolgd; Zeeland
steekt hierin ongunstig af tegen de overige
provincies.
en de toekomst.
GEBLEKEN is, dat in de toekomst zeker
80 van de Zeeuwse boeren en tuin
ders agrarisch dagonderwijs zal hebben
gevolgd. Voor de grotere boeren zal dit per
centage niet ver van de 100 afliggen. Daar
entegen zou voor de kleinere het volgen van
dagscholen nog wat meer gestimuleerd kunnen
worden, al kan door het volgen van cursussen
ock nog enige compensatie optreden. In het
bijzonder in Tholen en Oost Zeeuwsch-
Vlaanderen kan het volgen van land- en
tuinbouwonderwijs nog toenemen.
De landarbeiderszoons zouden veel meer
onderwijs moeten gaan volgen dan zij thans
doen. Ongetwijfeld houdt hun geringe belang
stelling verband met een laag prestige van het
landarbeidersberoep; onderwijs wordt er, ge
heel in tegenstelling tot de gestelde eisen, niet
voor nodig geacht. Bovendien is wellicht een
Gebieden
Percentage bedrijfshoofden met
M.L.S./L.I..T.S. cursus totaal
Schouwen-Duiveland
13
27
40
Tholen/St. Philipsland
8
19
27
Noord-Beveland
23
31
54
Zuid-Beveland
11
33
44
Walcheren
5
42
47
West Zeeuwsch-Vlaanderen
17
16
33
Oost Zeeuwsch-Vlaanderen
17
20
37
Zeeland (totaal)
12
27
39
158