ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 bouw moest betaald worden uit de water penningen over Walcheren door een heffing van 5 stuivers op het gemet. Omdat Walche ren toen ongeveer een oppervlakte had van 40.000 gemeten, zou deze heffing in totaal 10.000,opbrengen. Tevens besloten de Staten van Zeeland op 15 maart 1588 ook „de penninghen aincommende den erffgena- men of crediteuren van Pieter Nadael van Rijsel" wonende te Middelburg, te gebruiken. Op 4 februari 1588 werd door de gecom mitteerde raden een verzoek aan Veere gericht dit werk met hen te willen regelen „om ten minste coste ende meeste dienste van den lande daerinne te procederen" en moesten de gedeputeerden „morgen goetijts voer noen" zich daarheen begeven. Een week later werd Veere verzocht zijn „raport dyenangaende" in te dienen en hun „finael besluyt te mae- ken". Op 25 februari kreeg Veere bericht, dat „alsoo mits den harden vorst d'ingeniairen nyet en hebben connen boren tot het affsteken van tgeconcipieerde fort" dit moest worden uitgesteld. Zodra het beter weer was zou het werk direct ter hand worden genomen Slag voor den Haak, 26 augustus 1573. Cat. Hist.-Topogr. atlas Zeeuwsch Genootschap, dl. Ill, no. 47). „opdat tvoors. fort met alderhaest gevoordert ende nyet verslapt en worden". OP 12 maart maakten de Staten van Zee land bekend, dat 18 maart zou worden aanbesteed het maken van het fort „in den polder op den Haeck". Gegadigden wer den verzocht zich aldaar om „negen uren voer den noen" te bevinden. In het bewaard gebleven bestek staat o.a. dat den aannemer sal gehouden wesen syne bestedinge van onder uuyten lande dyckschap op te brengen thien voeten 1) hoogher dan de cruyne van den zeedyck die an tfort sal ingenomen worden die arden binnen affstooten, zonder die met deelen, horden oft plancken te mogen op houden oft schuttenblyvende cruyne boven breet tveertich voeten ende daerop maaken een borstweeringh breet thien voe ten ende hoogh vyff voeten binnen steyl beseth met een dobbel zoede ende buyten affdruypen naer den heesch van de wercke ende daerom maecken een graft wijt thien roeden 2) ende diep thien voeten, blyvende den bodem in den gront zeven ende een halff roeden ende gehouden zijn tusschen den graft ende den voet van de bestedinge te laeten eenen barm oft bancket breet acht voeten; d'aerde sal men haelen uuyten graft die elck voer sijn angenomen werck sal moeten maecken tot sijnder becompste toe ende d'aerde dyen overschieten sal ge houden sijn te leggen tegenover sijn werck contrecherpgewijs ende soo verre uuyten selven graft arde te cort quame tot op- maecken van sijn werck zal die mogen halen ter naester lage ende minster quetse daer hen d'onderwinders van de wercke sullen designeren." Het werk werd in zeven gedeelten besteed en zou in mei 1588 klaar moeten zijn „uuyt- Waarschijnlijk zal hier wel een Rhijnlandse voet bedoeld zijn, groot 31 cm. 2) Rhijnlandse roede 3,77 m. 160

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1959 | | pagina 8