No. 1 dreven, opnieuw vissersplaats geworden. On geveer dertig kleine visserschepen, meestal botters en kotters, ten dele van hout, ten dele van staal vormen de bekoorlijke en tot in verre landen bekende stoffering van het stijl volle stadje van Valerius en Hendrik Willem van Loon. Hieronder bevinden zich vier Veerse en een zestal Thoolse schepen. Elk schip heeft een bemanning van drie tot vier personen; ongeveer honderd mannen zijn hier bij dus betrokken. Voor het stadje van 1000 inwoners is de garnalenvisserij even belangrijk als Philips voor Eindhoven. Dit kan gemakke lijk worden aangetoond. Van de ruim veertig middenstandsbedrijven die Veere telt zijn er bijna dertig onderzocht. Deze hebben hun boeken onder geheimhouding geopend. Daar bij bleek over een tijdvak van vijf jaren als gemiddelde berekend het netto inkomen voor bijna 50 van de visserij afhankelijk te zijn. Van 1950 tot en met 1958 wisselde de aanvoer per jaar van minimaal 357.000 tot maxi maal 1.336.00,met een rekenkundig ge middelde van bijna 700.000,Van deze bedragen gaat natuurlijk een groot deel Veere verlaten: de vissers brengen ten slotte het netto-inkomen naar het gezin, dat meestal in Arnemuiden woont. Maar onderhoud en pro viandering vinden in Veere plaats. Vallen deze weg, dan betekent dit voor de Veerse bedrijven een sterke daling van het bruto- inkomen, waartegenover slechts een geringe afneming van de kosten staat. Economisch en estetisch is het Drie-eilandenplan voor het stadje dus een calamiteit. Geen sluis in Veerse dam. Het is om deze redenen dat het Provinciaal Bestuur van Zeeland heeft voorgesteld in de Veerse dam een schutsluis aan te brengen. Wanneer deze gecombineerd zou worden met een inlaatwerk en een kunstmatig bekken achter de dam ten behoeve van de oesterproef zouden de kosten van de sluis op 2 miljoen te stellen zijn. De sluis is er evenwel niet ge komen, in de eerste plaats omdat momentee. nóg niets bekend is over het doorgaan van de ZEEUWS TIJDSCHRIFT oesterproef. Aparte bouw van een sluis leek de Rijkswaterstaat te kostbaar in verhouding tot de nationaal-economische revenuen, een standpunt waarbij de Zeeuwse Gedeputeerden zich niet hebben willen, maar moesten neer leggen. Alleen in het licht van de later geko zen oplossing, een nieuwe vissershaven te Co- lijnsplaat aan te leggen, is het economisch aan vaardbaar. Dit vergt immers een totale in vestering van j 2 a lYi miljoen, maar gaat overigens aan de economische ontwrichting van Veere, waaraan ten slotte iets zal moeten worden gedaan, voorbij. Voegen wij volledig heidshalve aan ons overzicht toe dat de Rijks waterstaat verzanding van de toegangsgeul respectievelijk ondermijning van de toekom stige oever vreesde, al naar gelang van het door de provincie voorgestelde tracé van de afslu'tdam. Overigens werden ook deze me ningen door provinciale deskundigen betwist. Ten slotte kunnen wij vaststellen dat de pro vinciale propositie kansloos is geweest en nooit integraal in de discussies is betrokken. Het argument dat de monding van de Oosterschelde een natuurlijke welvaartsbron bevat, waarvan het onverantwoord zou zijn haar niet te exploiteren, heeft evenwel zijn kracht van overtuiging behouden. Het voor stel van het Provinciaal Bestuur van Zeeland om daartoe in Colijnsplaat een vissershaven in te richten is dan ook door de regering overgenomen. Eind februari is het advies van de commissie die raad geeft inzake de schade die de deltawerken veroorzaken, door het Ka binet overgenomen en vrijgegeven. Deze zo genaamde Commissie Artikel 8 Deltawet heeft tot taak „advies uit te brengen omtrent de te stellen wettelijke regelingen betreffende tegemoetkoming hetzij door het treffen van voorzieningen, hetzij in geld in schade, welke door de in artikel 1 onder I van de Deltawet bedoelde werken voor de visserij en aanverwante bedrijven en voor andere daar voor in aanmerking komenden ontstaat". Het advies, tevens het standpunt van de regering, is hieronder weergegeven. Het advies draagt een interim karakter. De opdracht aan 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 19