ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 1 Ir. H. A. M. C. Dibbits MAAR met dat al was het antwoord op de vraag op wie hij leek nog steeds niet gevonden. Nou moet men met dergelijke obsessies oppassen. Een collega stond eens op een Oostenrijks stationnetje te wachten toen hij een eind verder een man zag staan, die hij kende. Een Nederlander. „Wie is die man?" peinsde hij en hij vroeg het zijn vrouw. Zij wist het evenmin. Het werd het begin van veel gepieker, want de collega hield er niet van, dat hij een gezicht „niet kon thuisbrengen". Ten slotte sprak hij tot zijn vrouw: „Ik durf er een gulden om te ver wedden dat het een kelner uit een of ander Haags restaurant is." Zijn gade ging niet op de weddenschap in en hield met veel moeite haar man er van terug de bekende onbekende naar zijn naam te gaan vragen. Veertien dagen later thuisgekomen greep de collega naar de krant en aanschouwde een grote foto van de ongeïndentificeerde heer: een oud-minister, die nog vele openbare func ties vervult. Oppassen was dus geboden. Bij het naspeu ren van herinneringen werden zorgvuldig alle bedienaren in koffiehuizen overgeslagen, maar desondanks werd het overigens zeer per soonlijke raadsel niet opgelost. Geen won der: de oplossing bleek in het verleden te lig gen. Onverwacht kwam kortgeleden de ont knoping: in een letterkundig leesboek blade rend kwam ik het conterfeitsel tegen van Ja cobus Bellamy, Zeeuws poëet. En jawel: dat was de man! En profil leek de goede Jacobus sprekend op ir. H. A. M. C. Dibbits. Het Bellamyportret zat blijkbaar sinds de school jaren flink in het geheugen geprent. Maar welk een ontdekking: Jacobus Bellamy de dubbelganger van Deltadijkenbouwer Dibbits (of omgekeerd). Hoe was het ook weer: Daar was in Zeeland eens een man Hij hadt een aartig kind, Een meisje, dat, van ieder een Om 't zeerste werd bemind Jawel, Roosjen, het droeve verhaal van het meisje dat te ver in zee ging: „Wanneer zij met de zeeuwsche jeugd, een lugtje schepte aan het 't strand, dan las ze op eiken tred heur' naam, geschreven in het zand. Er zit in die regels toch wel een tikkeltje ver wantschap met ir. Dibbits: die schept welis waar geen lugtje aan het strand met de Zeeuwse jeugd, maar wel figuurlijk al thans met de Zeeuwse deugd. Daaronder dient dan te worden verstaan de mannen van het beleid in Zeeland. Deugdelijk zijn die in elk geval. Ziet men ook hier „bij eiken tred" des heren Dibbits naam geschreven in het zand? Nee, Zeelands Gedeputeerden en polderbe stuurders zijn bepaald niet zo romantisch, dat ze op het strand bij Vrouwenpolder namen van wie dan ook in het zand gaan schrijven. Maar wel draagt menig schriftuur van hono rabele colleges de naam van de heer Dibbits. Want hij is de plastisch chirurg, de man die het gezicht van Zeeland verandert. En daar om is er voortdurend overleg met Zeeuwse instellingen over allerlei aspecten van de Deltawerken. 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 2