Studiebijeenkomst over de Deltameren ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 1 hebben ons gehele land nodig. Dat een sprei ding van industrieën gunstig is, wij behoeven slechts naar Zwitserland te zien." In hetzelfde nummer merkt de hoofdredactie op, wijzende op Drachten, Emmen, Etten-Leur etc. dat het regionale industrialisatiebeleid een innerlijke logica bezit: de industrie zoekt de arbeiders op in plaats van hen naar zich toe te ha len Zo zijn de feiten. Onze grote steden lopen al enige jaren in zielental achteruit of zijn daar dicht bij. De heer Luning Prak leert ons dat dit met halfware argumenten niet is tegen te houden. Hij leert ons ook wat meer ver trouwen te hebben in de ontwikkeling en geen beroep te doen op vaagheden, die onze zaak verzwakken en grapjes uitlokken. M. C. VERBURG. HET Deltaplan zal het zuidwesten van Neder land veiligheid verschaffen. Maar de betekenis van dit plan is daarmee niet uitgeput; het brengt een groot aantal nevengevolgen al of niet na bijzondere voorzieningen met zich mee. Men kan dus met een Engelse term spreken van een "multiple-purpose project". Aldus betitelde prof. ir. F. Hellinga het Deltaplan tijdens een bijeenkomst van de Nederlandse Vereniging voor Landaanwinning, op 11 maart jl. te Utrecht gehouden. Hoewel de vergadering slechts aan een onderdeel van het grote Delta-project was gewijd, nl. aan de Delta-meren die na de afsluiting der zeegaten zullen ontstaan, kwam het gecompliceerde arsenaal van mogelijkheden en soms tegenstrijdige belangen op het gebied vooral van de land- en tuinbouw, maar ook van verkeer, industrie, visserij en recreatie goed tot uiting. Het doel van de bijeenkomst was echter niet een keuze te doen of zelfs maar te opperen; door een drietal inleiders werden de technische bouwstenen aan gedragen, die straks de data vormen voor een verant woorde keuze. Achtereenvolgens werden de verzoeting van het Zeeuwse Meer en van het omringende land (door ir. P. Santema), agrarische waterbeheersings problemen (door ir. W. C. Visser) en de landaan winningsmogelijkheden (door dr. ir. B. Verhoeven) besproken. Een indrukwekkende hoeveelheid studie lag aan de inleidingen ten grondslag en, ondanks enkele belangrijke leemten in de kennis, kan worden gezegd, dat de technici ons hun voorspellingen en adviezen met een grote mate van betrouwbaarheid kunnen geven. Het behoeft geen betoog, dat de bijeenkomst voor Zeeland belangrijk was, omdat er grotendeels over de toekomst van dit gewest is gesproken. Of beter: over de toekomstmogelijkheden. Want zoals gezegd: ter bijeenkomst is geen uitspraak gedaan over de bestem mingen van de Delta-meren. Wel is er sterk op aan gedrongen, dat nu de technici hun gegevens bezitten anderen gaan afwegen en studeren. In de vergadering werd vooral gesproken over de agrarische keuze tussen zoet water en landaanwinst Indien de landaanwinst beperkt blijft tot de door dr. Verhoeven genoemde droogvallende 10.500 ha is in dit opzicht overigens nauwelijks van tegengestelde belangen sprake: deze gronden vallen zonder meer droog en er blijft dan voor de landbouw voldoende zoet water over, te meer, omdat door de hoge kosten van bevloeiing en het waarschijnlijk ongewenste resultaat van sterk ver hoogde melkproduktie, de zoetwatervoorziening van de Brabantse zandgronden toch niet rendabel zal zijn, zoals ir. Visser deed uitkomen. De uiteindelijke keuze gaat echter verder: verkeer, industrie, zoetwatervisserij en recreatie kunnen ook hun eisen stellen. De recreatie zal enerzijds op enige landwinst, anderzijds op een zo constant mogelijk waterpeil prijs stellen. Het verkeer heeft belang bij rustige, diepe en brede waterwegen. En zo voort. De Vereniging voor Landaanwinning kan men er geen verwijt van maken deze aspecten niet te hebben aangesneden. Ook de technici der niet- agrarische sectoren dienen echter hun kennis en wensen op tafel te leggen. En het is vooral aan de economen nu te spreken! Onder gevaar te worden verdacht van een oratio pro domo zou ik willen zeggen: vooral ook aan de Zeeuwse economen. Evenals trouwens de Zeeuwse technici zich mede aan de onderhavige problemen kunnen wijden. Want de Deltameren vormen straks grotendeels een Zeeuwse zaak. Zoals straks de provin ciale overheid de noodzakelijke beslissingen mee zal moeten nemen, dienen technici en economen uit ons gewest mede de bouwstenen aan te dragen. Opdat niet over ons doch zonder ons zal worden gesproken. Hoe wel het Deltaplan nog twintig jaar in beslag zal nemen, zijn deze zaken, mede in verband met eventueel te treffen extra voorzieningen, nu reeds actueel. De Vereniging voor Landaanwinning past dank voor de aan deze actuele, vooral Zeeuwse, aangelegenheid gewijde bijeenkomst, die was georganiseerd door en onder de zeer deskundige leiding van prof. Hellinga. Moge dit in of buiten Zeeland niet de laatste vergadering over de Deltameren geweest zijn. C. de G. In het derde nummer van de 8ste jaargang van dit tijdschrift heb ik een poging tot deze keuze ondernomen. 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 30