Flitsen uit 1/a eeuws Zeeland
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 1
Daniël A. de Graaf
Beschrijvingen door Guicciardini, Dürer en Erasmus
Dese Eylanden, gelijck men beschreven vindt,
zijn (om soo te spreecken) uyt de Zee ghevischt,
ghetrocken ende ghewonnen.
ALDUS spreekt van onze provincie de
Italiaan Ludovico Guicciardini1) in
een oude vertaling van Cornells Ki-
liaen uit 1612 2). Genoemde historicus kende
de Nederlanden al ruim een kwart eeuw voor
hij in 1567 zijn „Descrittione" uitgaf:
het betrof dus veel meer dan de vrucht van
een vluchtig bezoek zoals drie eeuwen later
zijn landgenoot Edmondo de Amicis aan
,,Olanda" zou brengen. Toentertijd noemden
de Italianen het eilandenrijk in de soetheidt
van tale" niet „Zelanda"maar Silanda
Hoe anders was toenmaals het historisch
perspectief: de herinnering aan de watervloe
den van 1530 en '32 lag nog vers in het ge
heugen; de tachtigjarige oorlog moest nog be
ginnen; de beeldenstorm 3) is nog maar kort
geleden uitgewoed.
Zierikzee heet de oudste en (toen al!) „eer-
tijdts de rijckste" stad van het gewest. Ook
was het alweer verleden tijd dat de stad op
het bezit van een „schoon Casteel" kon bogen,
maar de „Borggrave" hield nog bij het
„Marcktveldt" zijn „hooge Vierschare". In
tussen waren er sinds geruime tijd „fabrijcken"
verrezen. Dank zij deze kon toen onder meer
het zout uit het zeewater „ghefineerd" wor
den, waardoor het „soutsieden" op een andere
wijze „ende van andere materie" plaats vond
als het geval was „doen men den Derringmoer
uyt de Schorren dolf ende tot asschen ver
brandde".
Middelburg valt als grootste stad van de
provincie op door zijn „fraaije huysen ende
lustiche straten" en is gezocht vanwege de
franse, spaanse en „Portugaelsche" wijnen,
waarvan het de stapelplaats was. Voorts was
het „bevest met breede en diepe grachten ende
wallen" en „schoon ghebouwd van kercken
ende kloosteren".
De Abt van de door Godebald, bisschop
van Utrecht, gebouwde „Abdije van Sint-Ni-
colaas" is zo rijk dat „hij alleen gheeft van
weghen des gantschen gheestelijcken staets het
jawoord ende concent in alle saken den Graef-
schappe van Zeeland aengaende". In deze ab
dij treft men de graven aan van Graaf Wil
lem de Tweede en zijn „huysvrouwe", Isabel
la. Zij bezit onder andere „vercieringen" een
„seer schoone Librye" waarom heeft men
deze schilderachtige benaming niet in ere ge
houden, zoals men dat voor de oude boekerij
van Zutfen gedaan heeft?
Goes of Ter Goes, sedert 1350 „met mueren
omringt ende met Poorten gelijck een Stadt
besloten" ligt in een „leech marestagie landt"
(de poel?). In tegenstelling tot Middelburg zijn
„de Poorten slecht en de Grachten niet wijdt".
Het eiland Wolfaartsdijk bestaat nog maar
de auteur herinnert zich het rijmpje:
Yuydvliet ende Schengen
Lopen beyde on strengen
En hebben heur vermeten
Wolfaertsdijck op t' eten.
en vreest het ergste voor het nog slechts drie
mijlen (21 km2) in het vierkant metende
land
6