No. 1
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
OM tot Walcheren terug te keren, de
jongste stad van dit eiland is Vlissin-
gen, maar niet de minst welvarende.
Haar bloeitijd valt omstreeks de tijd dat
Guicciardini zijn „Beschrijvinghe" te boek
stelt. Was het omstreeks 1400 nog niet anders
dan „een passagie ende lijdt op Vlaanderen",
zo werd tegen 1530 Vlissingen met muren en
met stadspoorten „gesterckt" op last van
Adolf van Bourgondië, „soo dat men tegen-
woordichlijck mach seggen dit een passagie
ende bane te wesen van de gantsche wereldt",
vanwege de aanwezigheid van een „gerieffe-
lijcke ende bequame" haven, waar alle gaan
de en komende schepen, tot 3 a 400 in getal
aanleggen. Passage van heel de wereld en in
het bizonder „sleutel van de Nederlanden":
dat was toenmaals Vlissingen.
Veel ouder was Veere, Walcheren's derde
stad, „alwaer men voortijdts placht over
te varen op Campen", en daarom ook wel
„Campveer" genaamd. In 1358 werd deze
stad ommuurd door de Heer van Borsselen.
Ten tijde van „den Edelen Heer Maximiliaen
van Bourgougnien" werd ze een markgraaf
schap. Later ten tijde van de herdruk der
„Descrittione" (1581) werden „het graaf
schap van den Vere ende Vlissinghen" door
Willem de Eerste gekocht voor de somma
van 144.600 gulden. Nu koopt men en
kele landhuisjes van elk dezer steden voor het
zelfde geld. En zelfs al rekent men de gulden
om naar de waarde die deze in onze tijd zou
hebben, komt men nog niet verder dan enkele
huizenblokken.
Ook Veere was bekend tot ver over de
grenzen. De stad teerde op de haringvangst:
„Voorts is de stad verciert met schone haring-
vaert ende visscherije als ghesouten ende stal-
visch ende anderssins waer van den brandt
(smaak) in diverse landen ende coninckrijcken
bekent is". Rijk door de handel op Spanje,
Frankrijk en Engeland is het een „fraaij
heneerich stedeken". De Heer van Vere was
dan ook een machtig man en kon „sonder bij
stand ofte toedoen van anderen" het woord
voeren „in alle raedslaghen ende handelinghen
aengaende de Staten des Edeldoms van Zee-
landt".
Maar zelfs Walcheren's kleinste stad Arne-
muiden mag er zijn, al is het „sonder besluyt
man mueren". Dank zij haar haven was het
stadje „seer vernaemt door gantsch Europa
overmidts het oneyndelijcke ghetal der sche
pen van alle natiën die daer daghelijcks aen-
komen ende afvaren t' alle kanten, soo dat
men dickwijls op een jaer veel vloten uyt
Spanghien, Portugael, Vranckrijck ende En-
gelandt" ziet aankomen. Een aantal van 30,
40, 50 schepen was daar niets ongewoons en
deze bestreken hele delen van Europa.
Als men bedenkt dat onder deze europese
havens niet alleen steden als Bremen en Ham
burg, maar b.v. ook Danswijck(Dantzig) en
Livorno behoorden, dan krijgt men wel een
indruk van het belang van dit thans zo weinig
betekenende stadje. Curieus is hierbij na te
gaan welke afstanden door de Italiaan Wor
den opgegeven. Want weet men dat de af
stand MiddelburgVlissingen op „een mijle"
geschat wordt en deze dus op ongeveer 7 kilo
meter komt te staan, dan doet het wat vreemd
aan te horen dat Livorno niet minder dan 780
mijl van Zeeland verwijderd ligt, dat is dus
meer dan 5000 kilometer! Beter wordt de af
stand tot Londen gemeten: een kleine 300 km.
Voor Bremen, Hamburg en de Sont komen de
afstanden resp. op 600, 700 en 1300 te staan.
Voor die tijd, drie en een halve eeuw voor de
oprichting der K.L.M. nog niet al te ver „uit
de koers".
NA al deze steden, een ogenblik aandacht
voor onze oudste badplaats: Domburg
met het „heerlijck Paleys" en de „seer
besteghen Hof van Westhoven", beide toebe
horende aan de Abt van Middelburg. Aan de
andere kant van het eiland, tussen Vlissingen
en Arnemuiden staat de „punt van Ramme-
kens" met het doorluchtig slot Zeeborg
Tussen Domburg en Vere „siet men onder de
duynen ende Sandbergen van dit Eylandt
sommige groote vlecken ofte steden gheheel-
lijck met vesten en mueren besloten". Onder
7