ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 1 de vele „dorpen ende kloosteren" die verder op Walcheren worden waargenomen worden onder meer nog Soutelande en Westkapelle vermeld. Nabij Vere verheft zich „een seer schoon ende wel ghebouwd huys, ghenaemt het Hof van Sandenburch nu door den troubel ende oorloghen gheheel gheruineerd": ook dan geldt reeds „sic transit gloria mundi"! Daar woon den de residerende Markgraven, voordat de Oranjes eretitel en land aankochten. Niet altijd spoelde er land weg: er werden toentertijd reeds polders aangelegd, zo een be noorden Vere, waar omtrent 1481 het land door middel van den „vingerlinck" werd in gedijkt. Nadien werd tussen Vere en Oostdijk „soo grooten Schor ende landt aenghegroeit" dat de auteur vermoedde dat deze zich binnen afzienbare tijd tot aan Arnemuiden zou gaan uitstrekken! Overdrijving van de Zuidlander? Toch had hij voor eigentijdse toestanden een zeer reële blik, al slikte hij te gemakkelijk door oude kroniekschrijvers opgediste legendes met betrekking tot Zeeland's oergeschiedenis. Maar onder al deze schorren, polders, vlek ken, kloosters, dorpen en steden spande Vlis- singen de kroon als een wereldstad, toenmaals nog verreweg de meerdere van Rotterdam 4). Drie eeuwen later wij schrijven dan 1875 is er een medewerker van de Aarde en haar volken die deze vergane grootheid be treurt, maar hij verwacht veel van de pas tot stand gekomen treinverbinding met het vaste land. Doch wat gaat er boven een voortreffe lijke haven? En de concurrentie van Antwer pen met 100.000 inwoners (dit getal door Guicciardini opgegeven blijkt niet overdreven te zijn) kon zelfs aan deze welvaart geen af breuk doen. WAT nu de cultuur van Zeeland be treft, moet het ons van het hart dat de hervorming in deze niet in alle opzichten als een stuwende kracht heeft ge werkt, immers kan men thans nog bezwaarlijk constateren, zoals een kleine vier honderd jaar geleden: „de moederstale van Zeeland is Ne- derlandsch, maer want dit volck overal buy- tenslands seer groote handel met vreemdelin ghen heeft, soo en isser schier man noch vrouwe zij en spreken Fransoys, Spaensch ende veel oock Italiaansch". En al mag overdrij ving in deze uitspraak schuilen, zoals De Amicis veronderstelt („Questa che forse era una esaggerazione anche ai suoi tempi" 5)j toch mag men van iemand die sinds 1542 in Antwerpen woonachtig was wel enig inzicht in de talenkennis der Zeeuwen verwachten. Middelburg herbergde veel ontwikkelde lieden, zo b.v. de geleerde jurist Nicolaes Everaerdt van Middelburg 6), vader van vijf zonen onder wie drie dichters, waarvan de jongste Johannes Nicolai genaamd die zich Johannes Secundus noemde omdat er nog een broer van die naam voor hem geboren was, anders gezegd: Janus Secundus, de grootste der neo-latijnse dichters. Van de in 1536 te Doornik op 25-jarige leeftijd overleden jonge man heet het hier: „dese sterf jonck, van wel- cke men veel had verhoopt: want hij was een seer gheleert ende een lustich Poete, alsoo aen sommighe zijner ghedichten wel blijckt. Tesamen met die zijner broers, worden zijn werken „met groot verlanghen in het open- baer verwacht". Wat zou er van de penne- vruchten der anderen geworden zijn? Dat ove rigens reeds in 1539 en 1541 fragmenten van Secundus' oeuvre het licht hadden gezien (met name de vermaarde liefdeszangen „Basia") was de Italiaan blijkbaar ontgaan. Guicciardini is blij op Ellewoutsdijk een landgenoot aan te treffen, althans iemand die uit Italië stamde: „Voorts heeft dit Eylandt van Zuydbeveland verscheyden schoone dor pen ende heerlijckheden onder welcken ende vernaemste is Elfsdijck, meestentijdts toebe- hoorende Frederick de Pierre Lutian Floren- tijn waeruyt blijckt dat overal volcks van de Italiaansche natie ghevonden wordt". Brouwershaven was toenmaals uiteraard nog niet beroemd als geboorteplaats van Va der Cats, maar ging prat op zijn rijke vissers en in het bijzonder op Pieter van Brouwers- 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 8