ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 2
listisch gebeuren ontneemt en het verheft tot
het niveau van Oud-Testamentarische waar
digheid. Dr. J. Moody en W. de Groot van
Embden wijzen er in hun boek „Dokter aan
de Pool" met nadruk op dat de natuurwetten
der Eskimo's volkomen rationeel zijn en dat
vele overtredingen van onze z.g. „superieure"
maatstaven voortvloeien uit bittere noodzaak.
Het blijk van normale Eskimo gastvrijheid,
dat de gastheer voorschrijft zijn vrouw of
dochter de gast aan te bieden betekent in feite
een aanwinst voor de stam. Want wanneer die
gastvrijheid gevolgen heeft wordt het onechte
kind met vreugde geadopteerd en liefdevol
door de stam opgevoed. Een compensatie als 't
ware voor de veelvuldig voorkomende sterili
teit bij de Eskimo's. Uitsterven wordt op deze
wijze voorkomen. Iedere uiting van folklore
bevat een kern van waarheid. Waar deze geen
bestaansrecht meer heeft verdwijnt zij zoals
het Zeeuwse „rollen". Kans van uitsterven van
het Zeeuwse ras lijkt mij vrij miniem! Hoe
wijd verbreid, hoe diep geworteld deze phal-
lusriten zijn moge blijken uit het volgende. Op
de dijk bij Harlingen staat het monument van
Caspar Robles, „de Stenen Man", de Spaanse
gouverneur die ervoor gezorgd heeft dat de
dijken werden onderhouden! Kinderen uit de
buurt lopen driemaal om dat beeld in de ver
wachting dat de ooievaar thuis een broertje
of zusje zal brengen. Dit op de voorgrond
tredend vruchtbaarheidsaspect, mede door de
datum, ontbreekt geheel bij het Keltische feest
waar het ook weer door de datum eerder
tot de midwinterfeesten gerekend kan worden.
Des te sterker spreekt bij beide het bindende
element: sacraal-reinigend. Het is daarom zo
jammer dat meer en meer een moderne Strao
de oude komt vervangen. De rijvereniging, het
zadel, de stijgbeugels, de jockeypet, één voor
één ontnemen zij aan de Strao het originele
karakter. Gewoon „daagsje" (door-de-weekse)
pet op, de benen los neerhangend, zonder stijg
beugels, zonder kleedje zo reden in de 80-90-er
jaren de Zeeuwse boeren, de notabelen en wet
houders voorop de Strao. En oude boeren van
70, 80 jaar reden mee. Op de traditionele
Maandag vóór Vastenavond, niet op de thans
meer en meer in zwang komende Zaterdag.
Volgens overlevering zou op de dag vóór
Vastenavond de ambachtsheer (baanderheer)
de gehele bevolking getrakteerd hebben op
overvloedig eten en volop drinken. Mensen
die anders nooit te diep in het glaasje keken
waren op die dag dronken. Met de Haam-
steedse kermis werd niet half zo veel gedron
ken als met de Strao. Een oude Zeeuwse boer
(Burgh) schreef mij dat dit 60, 70 jaar ge
leden nog het geval was. Zijn „opper" (1ste
knecht) die jaren voorop reed was ook telken-
jare dronken. De veeverzorger lag elk jaar
dronken voor het vee, maar met de Strao werd
hem niet euvel geduid wat hem anders zeer
kwalijk zou zijn genomen. Vroeger was de
Strao een algemene feestdag; er werd niet ge
werkt, er was verlet. Thans is de glorie van
de Haamsteedse Strao verbleekt. Niet meer
op de traditionele Maandag vóór Vastenavond
maar op de Zaterdagmiddag ervoor. Finan
ciële redenen? Maar vroeger toen het loon
4,80 per week was werd de Strao in ouder
wetse trant gereden. Thans nu van 10,
15,per dag verdiend wordt kan het er
niet meer af. Meer en meer verliest dit oude,
merkwaardige feest zijn traditionele karakter.
Rijverenigingen hoe kranig de individuele
rijprestaties ook mogen zijn horen niet op
een folkloristisch feest thuis. Beter de Strao
te rijden met 6-8 paarden zoals te Renesse dan
een rijvereniging in te schakelen met 22-30
paarden. Het gaat hier niet om het aantal
paarden noch om de ruiterprestaties doch om
het traditioneel reinigend-sacramentele der
handeling. Verlaat men dit principe dan heeft
al het andere geen zin. In vroeger dagen, lang,
heel lang geledenzo begint menig sprook
je. Doch dit is geen sprookje maar boeiende
realiteit. Dode folklore is, kan dit althans
zijn, aantrekkelijk genoeg maar duizend maal
beter is levende folklore verankerd in diepe
waarachtigheidszin. Zo moge dan de slotzin
van het sprookje tot werkelijkheid worden:
„maar de Strao leeft nog lang en gelukkig op
de oude wijze voort.
46