No. 2
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
coleuvre" en minstens een half pond kruit en
een pond lood.
Voorts werd er in bepaald, dat er twee en
dertig Tabbaarddragers zouden zijn, die ieder
vijf schellingen groot zouden verkrijgen „ter
opschote". Hier zijn bedoeld de gildebroeders,
die een speciale beloning van de heer kregen.
De gildebroeders moesten ,,de papegay altijd
oprigten dry weken ofte eene maand na Sinx-
ene (Pinksteren) ter onser beliefte". Zij moes
ten de gebruikelijke processies bijwonen. Zij
mochten ter vergadering of „binnen den Ho
ve" geen „onnutte, onbetamelijcke of leelijcke
woorden gebruiken, noch elkaar overlast aan
doen door „overlastige maten van croezen,
glazen of schalen uyt te bringene of te doen
drinckene", alles op straffe van een boete.
Bij overlijden kwam de beste „coleuvre"
aan het gilde. De gildebroeders waren ver
plicht elkanders begrafenis bij te wonen. Voor
melde gildebrief was tevens bekrachtigd door
Adolf's zoon Maximiliaan, die in 1555 door
Karei V tot markies zou worden verheven.
Maximiliaan liet de beroemde Beker aan Vere
na. Hij stierf in 1558. Zijn boedel was insol
vent, doordat de familiefinantiën volkomen
waren opgeteerd door de vele uitgaven in
overheidsdienst door zijn grootvader Philips,
zijn vader Adolf en hemzelf gedaan. In 1581
kocht "Willem van Oranje het markiezaat van
Veere en Vlissingen, dat sindsdien aan de
Oranje's is gebleven.
OOK het gilde van de coleuveniers, later
van de Edele Busse genaamd, had zijn
eigen gildepenning in tin. Deze was
echter aan beide zijden bestempeld. Aan de
ene zijde een bourgondische vuurstaal met 2
geweren, door 3 groepen kogels omgeven.
Daarbij het wapen der Van Borssele's, met
het randschrift „Valeant qui inter nos dissi-
dium" (Die onder ons twist zoeken moeten
heengaan). Aan de keerzijde staat de vogel
Phoenix met uitgebreide vleugels te midden
van vlammen met erboven een stralende
zon 13).
Volgens de „Tegenwoordige Staat" 14) ston
den het hof van deze schutterij en dat van
het Handbooggilde dicht bij elkaar aan de
Stadssingel, juist buiten de "Warwijksepoort,
dus even voorbij het einde van de tegenwoor
dig nog bestaande "Warwijkse straat, aldus ge
noemd naar de Engelse Graaf "Warwick, die
in 1470 aanvallen deed bij de Veerse kust. Hij
werd echter door Hendrik IV op de vlucht
gejaagd. "Warwick was de bondgenoot van
Lodewijk XI, Koning van Frankrijk, de grote
tegenspeler van Karei de Stoute, welke laat-
sten toen met elkaar in oorlog waren.
In ieder Hof bevond zich een grote schut-
terskamer „langs welker Wanden veele Schut
ters in Schilderij afgebeeld zijn". Omstreeks
1750 werden zij nog goed onderhouden.
Daarna zijn zij helaas verdwenen, als zovele
merkwaardige gebouwen in het mooie Veere.
P Vgl. De Stoppelaar's St. Sebastiaansgilde te Mid
delburg, blz. 11.
2) Pastoor J. J. van der Horst, Kerkelijk Veere,
in Bijdragen v. d. geschied, v. h. bisdom Haarlem, deel
26, 2e afl., 1901, blz. 179.
3) Tegenw. Staat, dl. X, blz. 175.
4) Zie M. G. A. de Man, Schutterspenningen van
Veere, in Tijdschrift van Munt- en Penningkunde,
1909, blz. 9. Zie afb. v. d. penning, PI. I, no. 1 en
het ordeteken, no. 2.
B) Van der Horst, t.a.p., blz. 196. De schutters
mochten niet tot de schutterij van Sint Joris behoren.
6) T.a.p., dl. VI, blz. 212.
P Deel V, blz. 225.
8) Die kapellen speelden een grote rol in het gilde-
wezen. Zie De Stoppelaar, t.a.p. blz. 164.
9) Vgl. De Man, t.a.p., blz. 14. Vgl. de penning op
Plaat I, no. 3.
10) Vgl. De Man, t.a.p., blz. 15.
]1) Van der Horst, t.a.p., blz. 53.
12) Dl. VI, blz. 288 e.v. Ook bij Van der Horst,
t.a.p., blz. 53 e.v.
13) Vgl. De Man, t.a.p., blz. 16 en Pi. I no. 4.
Deel X, blz. 176.
53