No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT de stad gespaard gebleven is, omdat de Ben- jaminieten geen hand naar haar uitgestoken hebben. En de meisjes die door de Benjaminieten werden meegesleurd, zijn ze boos gebleven? Niet eene die ick weet, al scheen se by ster gram, Die van haer man ontvloot, en tot haer moeder quam. BEKEND is ook Hollants Trou-Bedroch, het verhaal van Leander, die zijn liefste met zelfmoord dreigt, als ze haar ja woord niet geeft. Ze gelooft niet in het drei gement en dan weet hij een schone zelfmoord te ensceneren en krijgt zo zijn wens. Zo zijn er uit de Trou-ringh nog tal van grappige verhalen: de Rosen-krijgh, Liefdes vossevel, Vrijster-mart, Philetus en Psyche. Nu is een schrijver niet een humoristisch verteller, alleen omdat hij tal van kluchtige voorvallen kent. Ik wees er al bij de Maagden roof op, dat het verhaal zoals we het in het bijbelboek lezen alleen door Cats' uitvoerige en aanschouwelijke bewerking der détails zijn humoristische effecten krijgt. Op de Vrijster- mart zit de grap niet in de vlotte wijze waarop de rijke en mooie meisjes aan de man worden gebracht, maar in de argumenten waarmee de arme en lelijke van de hand worden gedaan. Die gevatheid, die ons doet meesmuilen of een gulle lach ontlokt, vinden we ook midden in de ernstige stof. Het grote gedicht Houwelijck is over het algemeen in grote ernst geschreven. Het hu welijk is Cats heilig, goede zeden vóór het huwelijk zijn plicht, en het huwelijk zelf is een zaak van grote verantwoordelijkheid en hij maakt volle ernst met de „techniek", die het huwelijk kan doen slagen, want in het Chris telijk gezin ligt de grondslag van de staat. Voor een modern lezer wordt in dit boek het huwelijksleven in al zijn détails wel wat erg zwaarwichtig beschreven en er zijn dan ook vele bladzijden waarop geen enkele glimlach er af kan. Maar de lichte toon ontbreekt niet. Vanzelf niet bij het kinderspel en in de dool hof der kalverliefde. Maar ook niet als dit spel voorbij is en Anna en Phyllis een tweegesprek voeren over het voor en tegen van het huwe lijk. Let op de toon waarop de wijze Anna tot voorzichtigheid maant: 1Vel, meynje, kint! dat al de lust Juyst onder manneslippen rust? En dat voor al het echte bet Met sachte roosjes is beset? Zo mooi is het niet met de huwelijksfuik: Al wat' er uyt is, wilder in, En wat' er in is, wilder uyt. Als Anna erop wijst, dat het initiatief voor al niet van het meisje uit moet gaan, zegt Phyllis daar tegen in: Want dickmael gaept de vryer niet, Voor dat men hem den lepel biet. Anna waarschuwt: Die haestigh suypt verbrant sijn mont. Rustig thuisblijven, niet te veel de straat op, de jongens komen wel. De veylste waer wordt minst verkocht, Het is een spreeckwoort over al: De beste koeyen sijn op stal, En waer het schaepjen dolen gaet, Daer is' et dat'et wolle laet. Als in de volgende afdeling, Vrijster, een dergelijk gesprek gevoerd wordt tussen Rosette en Sibille, dan vindt Rosette, dat een meisje niet al te verlegen moet zijn, ze vindt het be lachelijk te blozen, als er geen kwaad gedaan wordt en eindigt: De deught is bout, een dief is bloo maar Sibille acht een blosje een teken van de deugd en een zachte aard: Een maeght is schuw, een hoer is stout Rosette: Een bloode maeght, een late vrou Sibille: Maer is een vryster al te stout Die wort dan lichte noyt getrout. Ten slotte voelt Rosette er meer voor jong getrouwd te zijn. Sibille vindt, dat men beter wachten kan, tot er wat rijpheid en wijsheid gekomen is. En om Cats' toon te leren kennen, citeer ik nog eens: Doch yder segge wat hy wilt, De reden leert het wat'et schilt, Een maeght te nemen van der hant Gewassen boven onverstant; Ofwel dat kiecken-murruw vleys, Dat niet en broet als mal gepeys. Nergens echter komt Cats' puntigheid en geestige formulering beter uit dan in zijn em- 3s>

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 7