ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3 nister te kunnen voorbereiden is veelal de ar beid in commissies nodig. In een commissie van de Gezondheidsraad hebben die leden van de Raad zitting, die geacht worden het meest deskundig te zijn op het gebied van de ge zondheidszorg, waarover advies zal worden uitgebracht. De Inspectie van de Volksgezondheid was reeds vele jaren eerder geïntroduceerd: in 1865 (in de wet-Thorbecke) werd het Staats toezicht op de Volksgezondheid voor het eerst geregeld. De Inspecteurs zijn belast met het toezicht op de naleving van de wettelijke re gelingen aangaande het handhaven en bevor deren van de hygiëne in de meest uitgebreide zin. Tevens brengen zij advies uit en ver strekken zij inlichtingen aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en de Di recteur-Generaal van de Volksgezondheid. We kennen nu inspecteurs in algemene dienst en inspecteurs, die zijn belast met het geneeskundig toezicht in speciale gedeelten van het land. In Zeeland is reeds 14 jaar de heer J. R. van der Borgh de arts, die deze laatste tak van de geneeskunde uitoefent. De inspecteurs in algemene dienst zijn degenen, die in het gehele land de deskundigen zijn op een afzonderlijk terrein van de gezondheids zorg. Zo kennen we de inspecteurs voor o.a. moederschap en kinderhygiëne, tuberculosebe strijding, het ziekenhuiswezen, de geestelijke volksgezondheid en aangelegenheden betref fende ioniserende stralen. Tegen het einde van de tweede wereldoor log werd de Centrale Commissie voor de Volksgezondheid in het leven geroepen. Deze nieuwe instantie ontstond uit de behoefte om zo spoedig mogelijk de gezondheid van het Nederlandse volk, die gedurende de oorlogs jaren was achteruitgegaan, te verbeteren. Des kundigen op velerlei terrein kwamen geregeld samen. Naast ambtelijke leden waren er ook vertegenwoordigers van particuliere organisa ties en andere deskundigen lid van de Cen trale Commissie. Deze Commissie heeft vele malen overleg gepleegd en waardevolle advie zen uitgebracht. Coördinatie. UIT het voorgaande zal duidelijk zijn, dat op verschillende manieren werd ge tracht bij de ontwikkeling in de ge zondheidszorg de coördinatie in het werk te bevorderen. In de Gezondheidswet van 1919 werd deze coördinatie echter onvoldoende geregeld. Met name het particulier initiatief vond er te weinig waarborgen voor een solide basis, waarop het werk kon worden opge bouwd. Meer en meer ging men behoefte ge voelen aan een nieuwe wet, waarin de ver houding van het particuliere initiatief tot de overheid nader zou worden geregeld. Het ïesultaat van een lange, gedegen stu die van vele instanties en personen, werkzaam voor de volksgezondheid, was het tot stand komen van de Gezondheidswet 1956, in wer king getreden op 1 december 1957. De taak van de Inspectie van de Volks gezondheid wordt in de nieuwe wet nader aangeduid. Behalve het hierboven geschetste behoort het tot het werkterrein van de inspec teurs om in daarvoor in aanmerking komende zaken bericht en raad te zenden aan de Com missarissen der Koningin, colleges van Gede puteerde Staten, aan gemeenteraden, burge meesters en wethouders. De Gezondheidsraad veranderde niet van karakter. De Centrale Commissie voor de Volksgezondheid veranderde van naam: sinds 1 december 1957 wordt zij genoemd: Centrale Raad voor de Volksgezondheid. De coördinatie van het werk van particu liere verenigingen werd uitvoeriger vastgelegd door het in het leven roepen van de Provin ciale Raden voor de Volksgezondheid, peri fere organenwaarin een even groot aantal personen uit overheidsfuncties als vertegen woordigers van verenigingen, die op enigerlei wijze betrokken zijn bij het werk van de volksgezondheid, zitting hebben. Ook wordt aan de Provinciale Besturen, op wier schou ders de taak rust de Provinciale Raden samen te stellen, de eis gesteld in ieder geval ver tegenwoordigers van de Provinciale Kruis verenigingen in de Raad op te nemen. 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 10