ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3 lang (tuinbouw!). Omgekeerd is de omvang van de vervoersbehoefte in een provincie als Zeeland voor een groot deel van de agrarische produktieomvang afhankelijk. Bij een studie van de vervoersbedrijfstak, zoals die op het ogenblik door het E.T.I. voor Zeeland in opdracht van de Kamer van Koophandel voor de Zeeuwse eilanden wordt verricht, treden de invloed en de betekenis van land- en tuin bouw duidelijk aan het licht. Het is bij de afzet van de verschillende bedrijfstakken, dat de onderlinge afhankelijk heid van de verschillende bestaansbronnen het duidelijkst blijkt. De inzet-afzetverhoudingen in de landbouw (de verschillende kanalen waarin inkomen en uitgaven stromen) maken de relaties zichtbaar. Ze zijn in Zeeland om twee redenen van bijzonder belang. Ten eerste door de grote omvang van de agrarische be drijfstak in deze provincie. En ten tweede door de structuur ervan, die door grote uitbestedingen en een wijd afzetgebied, dus door zijn geringe mate van zelfverzorging, veel bindingen veroorzaakt. De betekenis van het agrarische gaat hierdoor ook verder dan als bestaansbron tout court, zoals overigens voor elke en vooral voor de stuwende bedrijfs takken het geval is. Land- en tuinbouw zijn in Zeeland van groot belang, ook voor de genen, die er niet direct hun bestaan in vin den. Omgekeerd heeft de agrariër baat bij zich voorspoedig ontwikkelende en goed georgani seerde andere bestaansbronnen. Het platteland. IN een provincie als Zeeland met zijn wei nige en weinig omvangrijke steden, die grotendeels nog weer van het platteland afhankelijk zijn, vormt het platteland het geo grafische ontmoetingspunt der bestaansbron nen. Tot voor kort was de landbouw de voor naamste, veelal de enige stuwende, bron van bestaan op het platteland. Men kan zelfs het platteland definiëren als gebied waar de land bouw de belangrijkste bestaansbron is en waar de kernen een geringe omvang hebben. De daling van de agrarische werkgelegen heid heeft geleid en zal nog leiden tot be volkingsdaling op het platteland. Hierdoor treden ook bevolkingsveroudering, daling van het verzorgingsniveau en mogelijk ook nega tieve selectie (doordat veel begaafden weg trekken) op. Het onbehagen over de situatie ten plattelande vloeit hieruit mede voort, al is een belangrijker oorzaak de door communi catiemiddelen, pendel en afstandsverkorting veroorzaakte kennis van en vergelijking met andere levensmilieus. Hoe dat zij, ter wille van de „leefbaarheid" heeft het platteland niet-agrarische bestaansbronnen nodig. Het voorzieningsniveau (ook bijvoorbeeld de open bare nutsvoorziening in de woningbouw) is daarvan afhankelijk. Voor een gezonde ont wikkeling van het platteland dat overigens met deze ontwikkeling zijn plattelandskarak ter grotendeels verliest is dus groei van in dustrie en toerisme en in sterke mate ook van het verkeer bijzonder belangrijk. De ontslui ting van het platteland, ook door middel van openbaar vervoer, is van grote betekenis voor het „woonklimaat". Een behoorlijke spreiding van de industriële werkgelegenheid en het toerisme, zoals die vooral in midden-Zeeland wordt bereikt, is voor het platteland gunstig. Niettemin kunnen we niet verwachten, dat alle kernen zich in de toekomst zullen kunnen handhaven. De jongere generatie voelt zich over het algemeen minder gebonden aan het eigen dorp dan de oudere. De ontspanning, de woningbouw, het verzorgingspeil van de centra trekt de jeugd aan. Het is dan ook sterk de vraag of de pendel (het forensisme) vanuit het platteland zich in de toekomst zal handhaven. Dit betekent anderzijds niet, dat deze tendentie door concentratie van de wo ningbouw kunstmatig moet worden gestimu leerd. Conclusie. ER bestaan vele en gevarieerde relaties tus sen de agrarische sector en de andere bestaansbronnen in Zeeland. Behoudens enkele wrijvingspunten, in het bijzonder ten 72

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 16