No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT van de Incarnatie, die, naar blijkt uit de over eenkomst, door Hernando de Sturmes, pintor flamenco, geschilderd werd in opdracht van Maria Rodriguez, vrouw van Cristobal de Penalosa, voer een kapel van de kerk van het klooster Madre de Dios in Sanlucar de Bar- rameda. Deze, volgens Romero de Torres vóór enkele jaren verkochte retabel, stelt op het hoofdpaneel De Incarnatie voor en op de zijpanelen verschillende heiligen, o.a. Nico- laas, Antonius, Sebastiaan en Christophorus (9). Het werk schijnt wel bewonderaars te heb ben gevonden, want twee jaar later, in januari 1449, krijgt Sturm de bestelling voor een re tabel van vijf panelen voor de gotische hoofdkerk van dezelfde stad aan de mon ding van de Guadalquivir (10). Het groot middenstuk stelt de H. Anna, Maria en het goddelijk Kind voor; op de achtergrond de HH. Jozef en Joachim; bovenaan de heilige Geest. Op de twee zijpanelen vormen vier heiligen de omlijsting van het hoofdtafereel afb1). Deze retabel maakt eerder een ar chaïsche indruk, ondanks de nerveuze man nelijke figuren en de zeer maniëristische ge stalte van de H. Jozef, die met zijn lange baard, zijn tegen de schedel geplekte haren, zijn spits gezicht en wijzende hand een voor loper is van de H. Johannes uit Het Doopsel van El Greco in het Prado. Dat zijn penseel ook sierlijker figuren kon scheppen, bewees Sturm in zijn belangrijkste ons bekende werk: De Retabel van de Evan gelisten, die hij in Maart 1555 voltooide voor de capilla de los Evangelistas van de kathe draal van Sevilla. Hij bereikte daarin een vormschoonheid die deze van de beste schep pingen van de Kempeneer evenaart. De rond 1930 gerestaureerde retabel bestaat uit negen grote stukken: in het midden, De Verrijzenis van de Heiland en De Mis van de H. Gre- gorius, met links en rechts de vier evangelis ten; in de predella, beschermheiligen. De Verrijzenis herinnert zeer sterk aan het Isenheimer Altaar, dat ongeveer veertig jaar ouder is. Maar terwijl de Christus van Grüne- wald de zegevierende zoon van God is, is deze van Sturm de uitgeputte, lijdende Verlosser, op wiens smal en vertrokken gelaat men nog de smarten der kruisdraging en der kruisi ging ziet. Het schitterend aureool van goud en van zilveren sterren wordt hier vervangen door de donkere ontplooiing van het kleed. De verraste bewakers huilen van angst en woede. Kortom, een dramatisch-maniëristische voorstelling, die volkomen past in de vormen taal van Sturm. Even krachtig zijn de in meer dan natuur lijke grootte uitgebeelde indrukwekkende Evangelisten. Gezeten in een kring van wol ken, gehuld in brede, rode en blauwe mantels, de haren wild bewogen door de wind, schrij ven zij de blijde boodschap. Veel rustiger is het uitstekend weergegeven Visioen van de H. Gregorius, dat door zijn stijl en traditionele vorm enigszins afwijkt van de overige panelen. Zijn meesterschap toont Sturm eerst ten volle in de beelden van de altaarbank: de HH. Sebastiaan, Johannes de Doper en Antonius abt {afb. 2), de vrouwe lijke martelaren Justa en Rufina, beschermhei ligen van de stad {afb. 3), en Catharina en Barbara. In uitvoering en koloriet overtreffen deze beelden alle vroegere scheppingen van Sturm. De Vlaamse eigenschappen komen dui delijker dan elders te voorschijn in de statig heid van de houding, de adel der kalme, vertederde gelaatsuitdrukkingen en in de prachtig geborduurde klederen en sieraden van de vrouwen. De maniëristische inslag is ook hier vrij sterk, doch minder opvallend. De zorg waarmede Sturm zijn opdracht heeft ver vuld, blijkt uit de interessante gebouwen en taferelen op de achtergrond, waarop gebeur tenissen worden voot gesteld uit het leven van de uitgebeelde heiligen. Sturm, schrijft A. L. Mayer, treedt hier te voorschijn als een rijpere Quinten Matsijs (11). IN Sevilla zelf voerde Sturm nog andere be langrijke opdrachten uit die wij alleen door overeenkomsten kennen. Zo ging de retabel, die hij in 1551 maakte voor het hospi- 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 7