No. 4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT had, deed ze over aan de N.V. Landbouw Maatschappij „De Bath Polders". Wij achten ons ontslagen het verdere ver loop van de aanleg van de spoorweg te schet sen. Bondige overzichten kan men vinden bij Van Empel en Pieters en het artikel van Den Hollander in de 2e jaargang van dit tijd schrift. Nadat de combinatie Suermondt en in de strijd om de zuidelijke lijnen zegevierende con cessie Bredius uiteindelijk geen succes hadden, gelukte het door de stuurmanskunst van Van Hall een wetsontwerp aangenomen te krijgen (16 augustus 1860), strekkende tot besteding van 100 miljoen gulden voor de aanleg van spoorwegen door de staat. Hieronder viel ook de lijn Roosendaal-Vlissingen. De laatste de cember 1865 verscheen de wet tot onteigening van de percelen, benodigd voor de spoorweg van Goes langs Middelburg naar Vlissingen en van een kanaal van Vlissingen met daarbij behorende werken, in het Staatsblad. De laat ste barrière was genomen. In 1866 ligt Dron- kers overhoop met de kapitein-ingenieur Ver- duchène. Dronkers' brochure: „De Zeeuwsche spoorweg" brochure is wel een wijds woord voor de enkele bladzijden gaat voorname lijk om het behoud van de mond van het in 1817 klaargekomen havenkanaal. Hij wil de afbuiging bij Kleverskerke naar Veere niet, want „al moge het ook in een ver verschiet zijn, die haven kan in eene rechte lijn verlengd worden door Noord-Beveland naar den Roompot even bewesten Kolijns- plaat, tegen welke kosten men in dien tijd Het „Drie-eilandenplan" van Dronkers naar zijn kaartje van 1866 (illustratie uit het in het voorjaar te verschijnen boek over Noord-Beveland van M. H. Wilderom en schrijver dezes). 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 13