ZEEUWSTIJDSCHRIFT No. 5 en legt, onvoorzigtig, veel godsdienst haat, ten aanzien van de katholieken aan den dag." Volgens hem, en dat mogen we dan met een korreltje zout nemen, waren van de 82 hand tekeningen onder het stuk „vele door verras sing verkregen". We moeten uit dit alles wel besluiten dat die petitie een protestantse aangelegenheid was, en waar er, zoals de districtscommissaris suggereert, zoveel godsdiensthaat bij te pas kwam, zouden we ook petities mogen ver wachten die aandrongen op aansluiting bij Brussel. Dat dit niet gebeurde, althans niet hier in West Zeeuwsch-Vlaanderen, pleit mis schien wel voor een Noord-Nederlandse hou ding van de katholieken. Ook elders in deze streken werden petities opgesteld o.a. te Groede. Dit was een plaatsje met 2500 inwoners waarvan 2100 hervorm den, 100 luthersen en 200 katholieken. Bur gemeester A. van Geelkerken had hier 9 ok tober een verzoekschrift rondgedragen dat door 90 personen ondertekend werd. Daarin werd er op gewezen dat de koning in 1814 Staats-Vlaanderen erkend had als deel van de oude Republiek. Bovendien kwamen de on dertekenaars ondanks de langdurige vereni ging met Frankrijk: „nog steeds in taal, godsdienst, gewoon ten en zeden met de bewoners der noor delijke gewesten overeen." Zij verschilden echter met de bewoners van de zuidelijke gewesten. De ondertekenaars ge loofden niet, dat de koning een gedeelte van het noorden, waartoe zij behoorden, zou af staan, maar opdat hun stilzwijgen niet ver keerd zou worden uitgelegd, maken zij de ko ning kenbaar: „dat het hun vurigste verlangen is, steeds onder de inwoners van het Noordelijke deel des Rijks te mogen gesteld worden en dat dus, wat er ook moge gebeuren, dat gedeelte des Rijks, hetwelk zij be wonen, voortdurend een deel van Noor delijk Nederland, onder het onmiddellijk bestuur van Uwe Majesteit moge uit maken." „Overal", zo gaat het stuk verder, „is er in Oost- en West-Vlaanderen opstand maar hier is alles rustig, wat wel bewijst dat de wens bij het noorden te blijven, oprecht gemeend is". „Het 4de district van Zeeland", en dat is vol gens de aangehaalde citaten wel het protes tantse westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, „is verknocht aan de koning en wil bij Noord- Nederland blijven", aldus deze petitie. De burgemeester van Oostburg had ook vernomen dat in IJzendijke een petitie werd opgesteld. Daarvan is echter niets te vinden en dat is te verklaren omdat in dat stadje de zaken anders lagen. Een groot gedeelte van die gemeente was katholiek. Gedurende de Franse tijd van 1795-1814 was een deel van IJzen dijke bij andere gemeenten gevoegd. In 1814 werden die delen weer van die gemeenten los gemaakt, welke gemeenten dan later tot Oost- Vlaanderen behoorden. Ook onder de Oosten rijkse tijd hadden de grenzen weer anders ge lopen. Daardoor is het wellicht te verklaren dat hier veel katholieken woonden, die boven dien vele relaties hadden met de Oost-Vla mingen. Vele Oost-Vlamingen hadden hier gronden, die ze weer verpachtten. Op een bevolking van 2400 zielen treffen we dan ook 1300 katholieken aan en 1100 hervormden. Maar toch behoorde het hele college van burgemeester en wethouders tot de hervormden en waren slechts 2 van de 4 raadsleden katholiek. De gemeentesecretaris was eveneens hervormd. De katholieken, die waarschijnlijk niet tot de meest welgestelden behoorden, sukkelden erg met hun kerkgebouw dat veel te klein was. Het gemeentebestuur moest krachtens bepa lingen uit de Napoleontische tijd hiervoor zor gen, maar bleek daartoe niet geneigd. Den Haag moest plannen maken, goedkeuren en subsidies geven en dat betekende dat de ko ning geld moest geven, want die bemoeide zich met alle mogelijke en onmogelijke zaken. De koning wilde wel iets geven maar verder verschool de regering zich achter de gemeente. 128

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 12