ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 tot afweer, de vraag die wij ons nu moeten stellen is: hoe stond het met de gewapende weerstand tegen die mogelijke invallen. In de gemeenten van het koninkrijk be stonden er sinds enkele jaren Schutterijen, ge militariseerde burgers, die ingeschakeld kon den worden bij de verdediging of voor het handhaven van de orde. Door het systeem van vervanging bleken bij deze sociale crisis de Schutterijen overal onbetrouwbaar, omdat zij samengesteld waren uit de laagste volks klassen. Daarom probeerden de autoriteiten overal wapens uit handen te houden van de schutters en ging men over tot het oprichten van de oude, vertrouwde Burgerwacht. In het zuiden kwamen die Burgerwachten met poli tieke eisen en in het noorden werden ze door de weeromstuit heel vaderlandsgezind. Ook door de Schutterijen in het noorden ging een golf van koningsgezindheid en vaderlands liefde. De koning riep zijn volk met een spe ciale proclamatie te wapen. De Schutterijen werden vollediger opgeroepen en mobiel ver klaard. Zij konden zoals het veldleger elders worden ingezet. De gouverneur van Zeeland kwam nu voor het grote probleem te staan wat te doen voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Hierover schreef hij 14 oktober aan de minister van Binnenlandse Zaken. Hij wilde de Schutterijen in Zeeuwsch- Vlaanderen niet oproepen omdat reeds bij het opkomen van de reserve van de nationale mi litie begin september er veel ontevredenheid was ontstaan. De miliciens die zich aan de dienst wilden onttrekken, waren toen gevlucht naar de naburige provincies. Zodoende waren alleen de „kinderen der welgezinden" opgeko men en dat had bij de mindere klasse een on gunstige indruk gemaakt. De gouverneur ver wachtte bij het oproepen van de Schutterij eenzelfde reactie. Bovendien, als die oproeping gelukte dan zouden de wapens in handen ko men van minder vertrouwde lieden. Ook moest er dan geoefend worden en dat zou weer ongerustheid kunnen wekken in de aan grenzende gemeenten van Oost- en West- Vlaander en en dat wilde de gouverneur vóór alles vermijden. Hij vroeg hierover de goed keuring van de minister. In afwachting hier van gebeurde er dus niets en bleef de ver dediging en handhaving der orde in handen van de Burgerwachten die al eind augustus waren opgericht maar nog niet veel dienst hadden gedaan. Die burgers waren van goede wil, maar dat was dan ook alles. De gouverneur had wel reeds munitie naar die Burgerwachten gezonden en op zijn aan dringen werden nog 500 geweren beschikbaar gesteld. 13 oktober kreeg hij zelfs bericht dat men hem er 1000 zou sturen. „Maar daartoe bepaalt zich alle hulp", schreef de directeur- generaal van Oorlog. De aflevering geschiedde echter met veel vertraging. De militairen na men zelfs voorzorgen en een grote hoeveelheid kruit, in de forten te Breskens voorhanden, werd weggehaald en naar Vlissingen gebracht. De zwakke bezetting in Breskens trok even eens weg. Maar van die gelegenheid had J. Eg berts Risseeuw, notaris en advocaat te Zuid- zande gebruik gemaakt om 5 oktober een ver zoekschrift mee te geven om blijvende steun. Op dat verzoekschrift kwam nu antwoord en generaal Chassé, aan wie dit stuk in Ant werpen werd doorgezonden, besprak de toe stand in Staats-Vlaanderen met Prins Frede- rik. Dit had zowaar succes, zodat in overleg met Den Haag luitenant-kolonel Ledel 11 ok tober belast werd naar deze streken te gaan om er de militaire verdediging te organiseren. Dit werd ook door de minister Van Doorn aan gouverneur Van Vredenburch bericht. Het was het resultaat van het schrijven dd. 8 oktober waarin de gouverneur de toestand van Zeeuwsch-Vlaanderen had uiteengezet met verwijzing naar het bewuste artikel in het Gentse blad. Van Doorn had daarop de direc teur-generaal van Oorlog geraadpleegd en dit nieuws kon hij nu aan de gouverneur schrij ven. Alle stappen bij elkaar hadden dan toch eindelijk succes gehad. 16 oktober zette Ledel te Hoofdplaat voet aan wal. Vlissingen was het knooppunt van de ver dediging van Zeeland. Vice-admiraal Gobius 132

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 16