ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
Zodoende klinkt het rapport van 31 augus
tus van de districtscommissaris van Sluis, die
toch ook ter plaatse was en die aanstonds luid
alarm had geslagen, veel aannemelijker dan
dat van de burgemeester. Hij zegt niets van
een mogelijke actie van de geestelijken. In
tegendeel:
„de stemming van de volksgeest is
er over het algemeen zoo goed als men
onder roomschen en onroomschen zoude
mogen wenschen."
Toch was er hier in Zeeuwsch-Vlaanderen
wel een katholiek-protestants probleem.
Staats-Vlaanderen, zoals deze streken nog
steeds genoemd werden, had in de Republiek
van de Verenigde Nederlanden een speciale
plaats ingenomen. Het oosten met Hulst als
centrum was pas in 1645 door Frederik Hen
drik veroverd en hier had de Contra-Refor
matie kunnen doorwerken. In het westen had
Prins Maurits al in 1604 Sluis, Aardenburg,
Oostburg en IJzendijke veroverd en hier kun
nen we dus weer meer protestantisme ver
wachten. Toch was die verovering blijkbaar
al te laat gekomen om een volledige protestan
tisering te bewerken. In Terneuzen en om
geving evenals in Breskens en de dichterbij
gelegen plaatsen, die altijd Staats waren ge
bleven, treffen we daarentegen een bijna vol
ledige protestantse bevolking aan. Daarbij
komt dan nog de inwijking van protestantse
Zeeuwen die zich na 1648 op de opnieuw in
gedijkte polders vestigden.
In 1795 werd Staats-Vlaanderen bij Frank
rijk ingelijfd en dat duurde bijna 20 jaar tot
1814 toen Willem I het bij de provincie Zee
land voegde. In die Franse tijd en gedurende
het Verenigd Koninkrijk stond dit gebied open
voor immigratie van katholieken uit Vlaan
deren. Voor de protestantse Zeeuwen beteken
de de aanhechting bij Zeeland in 1814 een
terugkeer tot het vaderland.
Voor de katholieken, die in de generaliteits
landen altijd stiefmoederlijk waren behandeld,
was de weinig soepele houding van Willem I
t.o.z. van hun godsdienst geen reden tot jui
chen over de aanhechting bij Noord-Neder
land. Behorend tot het bisdom Gent zullen
zij ook wel de invloed ondergaan hebben van
mgr. De Broglie, die de eerste jaren van de
vereniging voortdurend overhoop lag met de
regering en die ten slotte verbannen werd. Zo
is het te begrijpen wat de gouverneur 13 okto
ber schrijft, als hij op een instructie van Den
Haag, opnieuw een overzicht geeft van de
gebeurtenissen in zijn provincie.
Vóór de onlusten, aldus onze zegsman, was
de geest in de provincie goed. Alleen was er
enige uitzondering voor de aan Oost-Vlaan-
deren grenzende gemeenten, „welke voor het
meerendeel door opwinding der R.C. geeste
lijkheid was ontstaan." De bevolking echter
had er niet aan meegedaan en scheen tevreden
met de bestaande orde van zaken.
Dat veranderde enigszins toen er onlusten
uitbraken in het zuiden. De „Roomschgezin-
den" hebben in de plaatsen waar ze enigszins
talrijk zijn, zoals in het zuid-oosten van Zuid-
Beveland en in Zeeuwsch-Vlaanderen, een
dreigende houding aangenomen tegen de her
vormden en zij beschouwen de onlusten als
een „godsdiensttwist" en „de zaak der op
standelingen als die hunner godsdienst" Dat is
wel heel sterk uitgedrukt.
Maar het is toch wel heel begrijpelijk dat er
katholieken zijn geweest die zo gesproken en
gehandeld hebben, als we bedenken hoe in
volledig katholieke streken door Den Haag
protestantse burgemeesters en belastingambte
naren werden aangesteld. Door die „autori
teiten" werd elk woord en elke daad van
katholieke zijde en alles wat maar enigszins
verkeerd kon worden uitgelegd, trouw gerap
porteerd. Door hen en door de protestantse
bevolking werden de katholieken per se gezien
als Nederlands vijandig en Belgisch gezind.
Door die protestantse houding werden de ka
tholieken die kant opgedreven. Maar ook om
gekeerd werden dan door het gedrag van som
mige katholieken de protestanten gesterkt in
hun optreden.
We zullen in ons verhaal wel enkele tegen
stellingen zien vooral in het oosten van
Zeeuwsch-Vlaanderen en daar had het inder-
120