ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 Met deze samenvatting zijn we nu gekomen tot ongeveer 19-20 oktober en daarom is het nodig om te zien wat er intussentijd in de eerste oktoberdagen gebeurd was in Zeeuwsch- Vlaanderen zelf, dat we in onze beschouwing eind september verlieten. IN onze inleiding wezen we er al op, dat in de septemberdagen in Gent, St. Niklaas en Antwerpen gepetitioneerd werd tegen de door Brussel op 3 september voorgestelde eis tot scheiding. Ook in Zeeuwsch-Vlaande- ren was er sprake geweest om petities op te stellen en aan de koning te sturen. Voorlopig was dat alleen nog maar gebeurd in Axel. In deze plaats had 14 september een groep inwoners, onder leiding van de burgemeester A. J. Paulus een verzoekschrift bij de koning ingediend waarbij zij hun diensten aanboden en „uit de volheid des harten de verzekering gaven hunner onbeperkte gehechtheid aan Z.M. en Hoogstdezelfds stamhuis". Bovendien verzochten zij de koning dat als er een schei ding moest komen tussen de twee delen van het rijk, hij er voor zou zorgen: „de vereniging met België wel te willen verhinderen" Voorlopig kwam uit Den Haag geen ant woord. Van overheidswege werden deze petities niet aangemoedigd en daarom wer den ze voorlopig ook nog nergens opgesteld. Den Haag wilde elke spanning tussen de verschillende bevolkingsgroepen voorkomen. Niettemin zouden in West Zeeuwsch-Vlaan- deren nog heel wat petities worden opgesteld. In Oostburg was burgemeester Callenfels actief. In zijn gemeente woonde een gemengde protestantse en katholieke bevolking. Daarom had hij begin september toen enkele gemeente naren begonnen het oranje te dragen dit niet aangemoedigd. Hij had zelfs na een schrijven van de districtscommissaris, J. Hennequin, zijn medeburgers aangespoord het oranje af te leggen om geen tweespalt in zijn gemeente te laten ontstaan. Wel had Hennequin in een rondschrijven van 15 september een soort ver dedigingssysteem van heel zijn district opge steld. Bij het invallen van plunderaars was voorzien dat de ene gemeente de andere moest helpen. Een primitieve manier van alarmering was uitgedacht om elkaar te waarschuwen. Nu echter Oost- en West-Vlaanderen voor de buitenstaander, die niets afwist van al de spanningen die daar aanwezig waren, in volle opstand scheen, werd de toestand voor Zeeuwsch-Vlaanderen kritieker. We wezen er al op dat Oost- en West-Vlaanderen door de regering in Den Haag aan hun lot werden overgelaten en het had er alle schijn van dat dit ook met Zeeland zo was. Na in zijn rapporten van 7 en 8 oktober te hebben gewezen op de onvoldoende mili taire macht in zijn provincie, klaagt de gou verneur in zijn reeds vermeld samenvattend rapport van 13 oktober er over „dat het Gouvernement deze getrouwe Provincie geheel uit het oog schijnt te verliezen". „De toestand van Staats-Vlaanderen", zo gaat de gouver neur verder, „is hierdoor zeer hagchelijk doch dit punt is welligt tegen een geregelden aan val niet te verdedigen". In zijn rapport schrijft de gouverneur ook dat het Parijse le gioen in Gent was aangekomen. Maar zoals uit zijn voorgaande brieven blijkt, ging echter zijn eerste bekommernis uit naar Zuid-Beve land en Walcheren en de gouverneur vroeg opnieuw maatregelen voor Vlissingen en de Zeeuwse wateren en daarvoor had hij aan alle mogelijke bevoegde autoriteiten geschreven. Nu interesseren ons die maatregelen hier zeer weinig, want voor onze beschouwing is de vraag van belang, wat Zeeuwsch-Vlaan deren nu eigenlijk te verwachten had als de gouverneur en Den Haag beide zo gestemd waren ten aanzien van dit 4de en 5de district van Staats-Vlaanderen. De gouverneur had dit gedeelte van zijn provincie blijkbaar al af geschreven. Nog bij andere gelegenheden re deneerde Van Vredenburch zo. Gelukkig dat Van Doorn, de voormalige gouverneur van Oost-Vlaanderen, begin ok tober minister van Binnenlandse Zaken werd. Hij had in Gent ook tevergeefs gewacht op 124

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 8