164
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
ook in het aangrenzende Hengstdijk, met 660
inwoners die op 40 na allemaal katholiek wa
ren, was men voor Brussel. Vreemde troepen
kwamen hier niet, maar op 24 oktober werd
de Brabantse vlag onder klokgelui op de toren
uitgestoken. In het samenvattend rapport van
22 december staat „men veronderstelt op order
van de pastoor". Wanneer gouverneur Van
Vredenburch 22 februari 1831 een verslag
moet uitbrengen aan het departement van
R.K. Eeredienst in Den Haag weet hij het heel
zeker dat het zo is gebeurd. Toen de Noord
nederlandse troepen weer in deze streken kwa
men, vluchtte de pastoor dan ook naar Oost-
Vlaanderen.
Hoe de stemming in het daarnaast gelegen
Boschkapelle was, uit welke plaats niets bij
zonders te melden viel, kunnen we wel raden.
De oud-burgemeester van deze plaats bekleed
de nu die functie in de gemeente Hulst. Ook
uit Grauw, dat aan de oostzijde van Honte-
nisse grensde, viel niets te berichten.
Anders was het met de gemeenten, die ten
zuiden van Hulst lagen en aan Oost-Vlaande-
ren grensden. De burgemeester van St. Jans
steen, Van Waesberghe, werd lid van de stede
lijke raad van Hulst en door een inwoner van
St. Niklaas werd de Brabantse vlag op de
toren geplaatst. Men wist echter niet op wiens
order dat was gebeurd. Volgens de gouverneur
in zijn bovenaangehaald rapport aan R.K.
Eeredienst, was het op bevel van de pastoor.
Deze had bovendien niet nagelaten in zijn pre
dikaties de zaak van de opstandelingen voor
te staan. Een adhaesie-betuiging werd hier niet
gevraagd. Pas 26 oktober kwamen hier een
41 man Belgische troepen doorgetrokken, die
er overnachtten en de volgende dag verder
trokken, waarschijnlijk om zich in West-
Vlaanderen te verenigen met de rest van Gré-
goires troepen.
In Clinge had men sinds de bezetting van
Hulst veel last van werklozen uit Oost-Vlaan-
deren, die herhaaldelijk eisten dat de Brabantse
vlag zou worden uitgestoken. 25 oktober
machtigde de burgemeester de veldwachter
een driekleurig vaantje op het gemeentehuis
uit te steken en zo werd de rust ook hier her
steld.
Op de grens lag nog Koewacht en deze
plaats kreeg 23 oktober bezoek van 3 insur-
genten, waarbij kapitein Van de Moortele was.
Zij eisten dat de vlag werd uitgestoken, maar
dit werd genegeerd en de invallers stelden
zich toen tevreden met het geld dat zij bij de
ontvanger in beslag namen. De vlag werd
er veertien dagen later toch geplaatst en toen
28 december het samenvattend rapport werd
opgemaakt, wapperde ze er nog altijd. In de
andere plaatsen dicht bij de grens als Zuid-
dorpe en Overslag was niets voorgevallen.
Maken we nu de balans op van heel het 5de
district dan moeten we toch zeggen dat we
er, Terneuzen, Zaamslag en Hoek uitgezon
derd, buitengewoon veel symphatie ontmoeten
voor Brussel. Dat één van de voornaamste re
denen hiertoe was de godsdienstkwestie, is
zonder meer duidelijk. Den Haag ging hierin
niet vrij uit en dat dit 5de district, althans
het oostelijk en zuidelijk gedeelte, niet bij
Oost-Vlaander en kwam, is alleen te verklaren
omdat Brussels aspiraties nog niet tot hier reik
ten en omdat Grégoire met zijn troep naar het
westen trok en daar verslagen werd.
Al was gouverneur Van Vredenburch, zo
als we gezien hebben, niet volledig ingelicht,
toch is het niet te verwonderen dat hij de
moed liet zakken. Hij had de overtuiging ge
kregen dat „de bezetting van Staats-Vlaande
ren, op stellige last van het Provisioneel op
roerig bestuur en volgens order van den com
mandant der beide Vlaanderen is geschied".
Daarom zag de gouverneur zich op 24 oktober
verplicht het 5de district Oost Zeeuwsch-
Vlaanderen als verloren te beschouwen. Er
was nog maar één mogelijkheid iets voor het
district te doen en wel als de troepen in Bres-
kens zo talrijk werden, dat zij ook naar Hulst
en omgeving konden worden gezonden.
De volgende dag scheen het de gouverneur
zelfs toe, dat die troepen nauwelijks voldoende
waren voor westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen.
De soldaten die verkenningen deden moesten
's avonds terugkeren naar Breskens en de gou-