No. 6
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
verneur verwachtte nieuwe, verbitterde aan
vallen op het 4de district, zeer ten nadele van
de inwoners en hun goederen. Daarom schreef
Van Vredenburch 25 oktober een hele uiteen
zetting over de toestand en zijn strategische
opvattingen aan de directeur-generaal van
Oorlog in Den Haag. Een afschrift van die
brief ging ook aan Van Doorn.
Zijn voorstellen in dat schrijven vervat
kwamen kort en goed hierop neer: Het op
roerig bestuur wil Zeeuwsch-Vlaanderen be
zetten. Zonder grote macht is dat niet te ver
hinderen. Die macht is er niet. Dus trek alles
wat er is in fort „Frederik Hendrik" te Bres-
kens terug, verlaat Zeeuwsch-Vlaanderen en
gebruik die soldaten om Vlissingen te ver
sterken. Maar op die voorstellen ging de
militaire leiding niet in.
Intussen wilden Grégoires troepen in Hulst,
aldus de gouverneur in zijn rapport van 27
oktober, zich op Oostburg wreken. Zij riepen
luidde om wraak voor het verraad in Oostburg
gepleegd. Naast de gijzelaars die ze in Sas
van Gent al wilden nemen, dreigden ze ook
de districtscommissaris en de burgemeester van
Terneuzen aan te houden. De gouverneur wist
diezelfde 27ste ook al te vertellen dat in Brug
ge een expeditie van enige honderden man
schappen werd voorbereid om Sluis te bezet
ten. Er was de 26ste ook al een bende van
een kleine 30 man in Biervliet geweest. Waar
schijnlijk de groep die de 23ste door Sas van
Gent naar Assenede was getrokken. Zij eisten
geld en geweren en trokken daarna weer weg.
Mogelijk staat die tocht in verband met de
concentratie van Grégoires strijdmacht in Wa
tervliet en Maldegem. Meerdere tochten wer
den nog ondernomen, meer om te plunderen
dan om te veroveren. Telkens als de militairen
zich vertoonden, trokken die benden weer
weg. Toch bleven er volgens het rapport van
de gouverneur van 29 oktober nog altijd man
nen van Grégoire te Hulst en Sas van Gent,
maar die moeten toch spoedig vertrokken zijn,
zoals in het rapport van 30 oktober staat te
lezen. Inderdaad hadden de Belgische vrij
willigers 27 oktober Hulst verlaten.
Ofschoon in sommige gemeenten van het
5de district nog geen Belgische troepen waren
geweest, waren de districtscommissaris, tevens
burgemeester van Hulst, en de controleur van
de belastingen toch gevlucht en te Middelburg
aangekomen, waar ze het moreel van de gou
verneur niet verstevigden. Waarschijnlijk heeft
Von Raden hier niet verteld dat hij zijn ont
slag uit zijn beide functies zonder meer aan
Grégoire had gegeven.
Inmiddels was Antwerpen buiten de
vesting door de Hollandse troepen verlaten
en in de provincie Zeeland ontstond hierover
enige bekommernis, omdat de eilanden nu ge
vaarlijk voor een inval bloot lagen. Daarom
voegde de gouverneur 30 oktober weer een
heel memorandum bij zijn rapport, dat weer
al gericht was op de verdediging van Zuid-
Beveland en Walcheren. De gouverneur vrees
de het ergste.
DAT ergste was echter niet te vrezen voor
die eilanden, maar wel voor Zeeuwsch-
Vlaanderen. Er werden in Brugge in
derdaad voorbereidingen getroffen voor een
ernstige aanval en ook Grégoire maakte zich
in Maldegem en Watervliet gereed.
Kolonel Ledel, die rond deze tijd uit Den
Haag terugkwam, had nauwelijks de tijd
enkele maatregelen te nemen of 28 oktober
kreeg hij bericht dat opnieuw een vijandelijke
macht naderde. Nu waren het de troepen van
De Pontécoulant, die vanuit Brugge over
West-Kapelle naar Sluis opmarcheerden. We
weten al hoe De Pontécoulant in Brugge de
orde hersteld had en er niet bepaald zacht
zinnig was opgetreden. Eenmaal de rust her
steld, leefde hij met zijn troepen op stadskos
ten en was de bewoners tot overlast, omdat
zijn manschappen bij de burgers waren inge
kwartierd. Geen wonder dat het stadsbestuur
begon te verlangen De Pontécoulant kwijt te
geraken. Die kans deed zich voor toen in
Brugge het gerucht liep dat er Hollandse sol
daten geland waren in Breskens. Reeds her
haaldelijk hadden dergelijke geruchten de ron-
165