ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
de gedaan, maar na ingesteld onderzoek waren
ze telkens ongegrond gebleken. Nu echter viel
er niet meer aan te twijfelen, want zoals we
weten was de troep van kapitein Troëster en
daarna de soldaten uit Dendermonde via Ant
werpen en Vlissingen in Zeeuwsch-Vlaanderen
aangekomen.
Reeds eerder had De Pontécoulant troepen
gezonden naar streken waar er onrust heerste
en zo had hij in Coolskamp en Nieuwpoort in
het zuidwesten van West-Vlaanderen de orde
hersteld. Bovendien was intussen door het
Voorlopig Bewind generaal De Mahieu be
noemd tot militaire opperbevelhebber in West-
Vlaanderen. De Mahieu was geboortig uit Ath
(Henegouwen) en was lange tijd plaatscom
mandant te leper geweest. Maar hierheen werd
eind september generaal George uit Bergen
overgeplaatst om orde op zaken te stellen. In
plaats van het ontslag wegens onbekwaamheid
werd De Mahieu door het Voorlopig Bewind
bevorderd tot brigade-generaal. Met een Fran
se en een „Vlaemsche" proclamatie aanvaard
de hij zijn taak. Hierin beriep hij er zich op
„Beige te zijn en sedert langen tyd binnen
deze Provincie gekend". Hij zou alle pogingen
aanwenden die nodig mochten zijn „voor het
bereyken van eenen zoo gewenschten staet
van vreedzaemheyd".
Een van zijn eerste maatregelen nu was 27
oktober De Pontécoulant te belasten met het
bewaken van de kusten, om te beletten dat
vanuit Hollandse schepen landingen werden
uitgevoerd. Zo is het te verklaren dat diezelfde
27ste oktober een 150 man naar Sluis trokken.
De Pontécoulant zelf was naar leper en Menen
gegaan om daar de bevolking tot kalmte en
rust aan te sporen. Dit bezoek moet vrij on
opgemerkt zijn gebleven. Hij was trouwens 30
oktober al terug in Brugge waar hij bevel
ontving met al zijn manschappen naar het
noorden te trekken. Samen met hem zou ook
een kleine afdeling vertrekken van het inmid
dels georganiseerde Belgische leger. Zijn voor
post onder leiding van de Brugse kolenhande
laar Godderus, die 27 oktober al in Sluis was
geweest en de volgende dag naar St. Anna ter
Muiden was teruggetrokken, werd de 29ste
door een Hollandse macht onder bevel van
kolonel Ledel verdreven. De Belgische vlag
werd in St. Anna van de toren gehaald en
als overwinningsteken meegevoerd.
Reeds herhaaldelijk had men in Sluis om
hulp verzocht, maar ook nu weer verdwenen
de soldaten. Alleen op uitdrukkelijk verzoek
liet Ledel ten slotte 50 man achter en trok
naar Oostburg terug. Bij Draaibrug werd een
post van 25 man geplaatst.
Het Frans-Belgisch legioen verscheen weer
in St. Anna en op een afstand bleven de twee
strijdmachten elkaar gadeslaan. Daarbij was
Grégoire in Maldegem en Watervliet en van
daaruit liep Aardenburg gevaar.
ZO werd dus West Zeeuwsch-Vlaanderen
van geheel de landzijde uit bedreigd en
ernstige vormen nam dit aan toen De
Pontécoulant zelf vanuit Brugge optrok en
zich samen met Grégoire gereedmaakte om de
Hollanders nu metterdaad aan te vallen. Voor
Brugge betekende zijn vertrek een bevrijding.
Uit deze stad was 28 oktober een deputatie
van het gemeentebestuur naar Brussel vertrok
ken, om behalve over een lening te onderhan
delen, ook aan te dringen op het vertrek van
De Pontécoulant. Op 31 oktober bracht de
deputatie in de raadszitting een verslag uit,
waarin zij kon mededelen dat het Voorlopig
Bewind stappen zou ondernemen om het vrij
korps van de Parijse vicomte terug te trekken.
Maar daarbij had het gemeentebestuur het niet
gelaten, want toen 30 oktober De Pontécou
lant aankondigde dat hij vertrok naar het
noorden om de Hollanders te verdrijven, ging
onmiddellijk een schrijven naar de comman
dant van de twee Vlaanderens, generaal Du-
vivier, in Gent. De jeremiade werd herhaald:
inkwartiering bij de burgers waarbij veel
overlast werd ondervonden onderhoud ten
laste van de stad, kledij, schoeisel, alles hadden
die troepen gevorderd. Bovendien moest de
stad nog 700 franken per dag aan soldij be
talen.
De stad kon dat niet langer opbrengen en
166