ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
goire, maar op 800 gulden wist hij toch beslag
te leggen, alsmede op wat geweren.
Een gedeelte van zijn troep trok nog naar
Oostburg maar na een schermutseling bij
Draaibrug wat we hierboven al zagen
ging men terug naar Aardenburg.
Diezelfde 30ste oktober nog trok De Ponté-
coulant 's avonds van Sluis naar Oostburg,
maar omdat bij Draaibrug de brug verbrand
was, moest hij aldaar de weg inslaan naar
Aardenburg, waar hij zich 's nachts met de
troepen van Grégoire verenigde. Links en
rechts werd een boerderij geplunderd, er wer
den in het plaatsje nogal wat opeisingen ge
daan, maar tot erge baldadigheden kwam het
toch niet. Luid werd niettemin verkondigd dat
men het verraad van 22 oktober, waarvan
Grégoire in Oostburg het slachtoffer was ge
worden, zou wreken. De 31ste 's morgens om
9 uur kwam Grégoire het gemeentebestuur
vertellen dat zijn troepen eisten dat de Bel
gische vlag werd uitgestoken en hij nodigde de
bewoners uit ook de Brabantse kleuren te
dragen. De kas van de rijksontvager werd nog
gelicht en tegen 10 uur maakte De Pontécou-
lant zich op Oostburg aan te vallen.
Alvorens Aardenburg te verlaten, gaf hij
een proclamatie uit, die de burgemeester echter
niet aanplakte. Daar dit stuk echter van te
voren in Brugge werd gereedgemaakt en ge
drukt is het wel de moeite waard de bedoe
lingen van deze aanvallen op Zeeuwsch-
Vlaanderen te kennen. Het stuk luidde als
volgt:
Provisoir Gouvernement van Belgen.
DAGORDER.
Ingezetenen van Zeeland!
Wij komen bezit nemen van uw grond
gebied. Wij komen als vrienden en wij
beloven aan de ingezetenen van dit ge
west, dat de volmaaktste orde en regel
maat onder de troepen, waarover ik bevel
voer, zullen onderhouden worden, mijn
naam strekt er tot waarborg van. Geene
belastingen zal ik stellen noch kwellende
middelen nemen, en de eigendommen zul
len geëerbiedigd worden. Wij verlangen
alleen eene volstrekte gehoorzaamheid,
aan mijne bevelen, die altijd billijk zullen
zijn maar tevens streng tegen degenen, die
ze zouden miskennen.
Ingezetenen van Zeeland! gij zijt Belgen
als wij, volgt de edele voorbeelden na
welke de natie u geeft, ondersteunt ons
om de Hollanders van uwen bodem te
verdrijven en het Vaderland zal jegens u
niet ondankbaar zijn.
Waar er zoveel op plundering beluste ben
den in het kielzog van Grégoire en De Ponté-
coulant optrokken sommige cijfers spreken
van een 5000 man is het niet te verwon
deren dat in 't Aardenburgse en omliggende
weinig geestdrift bestond om op zo'n procla
matie in te gaan.
Het ging ook niet bijster goed tussen De
Pontécoulant en Grégoire. Deze laatste bleef
in Aardenburg en liet zijn wapenbroeder al
leen wegtrekken om te gaan vechten voor een
zaak, die zoals hij beweerde, toch moest mis
lukken.
Tegen Ledels verwachting in trok De Pon
técoulant die 31ste oktober, laat op de dag
toch op. Kolonel Ledel was op inspectie af
wezig, maar keerde aanstonds terug en wist
orde op zaken te stellen te midden van
de zenuwachtige verwarring. „Koelbloedig"
bracht hij één van de kanonnen die dienst wei
gerde in orde. De sukkels hadden de lading
er achterstevoren in gestoken en het ding wei
gerde te schieten. Toen ging het de vijand
tegemoet. Maar men had boerenpaarden voor
het stuk gespannen en die beesten sloegen nu
op hol. Men moest ze doodschieten, maar toen
kon het stuk in stelling worden gebracht en
begon zijn moordend werk. De vijand had een
800-1000 man bij zich voorzien van geweren.
Zij voerden 3 kanonnen mee. Achter hen volg
de een grote groep, meer belust op plunderen
dan op vechten.
Na een hevig gevecht moest De Pontécoulant
zich terugtrekken. Hij liet 20 doden achter en
168