No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Belgische omwenteling geweest. Met meer soe pelheid had de regering hier heel wat meer goodwill kunnen kweken. Ook de districts commissaris, tevens burgemeester van Hulst, zag niet of wilde niet zien waar de schoen wrong en baron Von Raden bleef in Terneuzen. De gouverneur vroeg intussen weer eens opnieuw om militaire hulp. ONTPLOOIDE zo in het 5de district de commissaris-speciaal niet bijzonder veel activiteit en bewonderenswaardig door zettingsvermogen, ook in het 4de district dreigde het de verkeerde kant op te gaan. Na de overwinning op de Belgische troepen, maar nog tijdens de bezetting van Aardenburg, schreef de districtscommissaris Hennequin, vanuit Sluis 4 november naar burgemeester Callenfels te Oostburg. Door het bezetten van het zuidelijk gedeelte van zijn district achtte Hennequin het onmogelijk zijn ambt verder uit te oefenen en belastte hiermee de Oost- burgse burgemeester. De volgende dag schreef hij hem dat hij zich moest laten bijstaan door zijn gemeentesecretaris. Callenfels wist hier niet goed raad mee en 8 november vroeg hij de gouverneur wat hij doen moest. Nu trof het dat minister Van Doorn de gouverneur naar aanleiding van de gebeurtenissen in het 5de district, zoals we gezien hebben, ernstig had vermaand en Van Vredenburch kon nu alles op Hennequin af reageren. Op 11 november werd de districts commissaris vermaand zijn taak met kracht te hervatten. De Belgische troepen zijn weg en zonodig kan de zetel van het district ver plaatst worden naar Oostburg. Zo niet dan moet Hennequin maar een voordracht doen om zich te laten vervangen, aldus de gouver neur. Hiertoe ging de 73-jarige districtscom missaris over en zijn zoon nam vanaf 15 no vember 1830 tot 1 januari 1831 zijn ambt waar. Belangrijke gebeurtenissen hadden hier voorlopig niet meer plaats. HAD de gouverneur nu een krachtigere houding aangenomen tegen de twee districtscommissarissen, ook tegenover Den Haag werd zijn taal wat flinker. In zijn reeds aangehaald rapport van 18 november blaast hij zelfs hoog van de toren over het in gebreke blijven van de legerleiding. De ingeze tenen uit de omgeving van Axel en Terneuzen zijn altijd trouw geweest, zo schrijft Van Vre denburch. Zij hebben altijd belasting betaald en hebben daarom volle recht op bescherming. De publieke geest „gaat verloren" door de volkomen weerloosheid waarin de streek ge laten wordt. Kolonel Ledel heeft nauwelijks genoeg manschappen voor het 4de district en kan niet anders dan over Belgisch grondgebied in het 5de district komen. Het garnizoen van Vlissingen heeft zijn handen meer dan vol. Als er geen troepen naar het 5de district ge zonden worden, vreest de gouverneur, aldus zijn rapport van de 18de dat hij die streek niet voor 's konings gezag zal kunnen behou den en de belastingen innen. De gouverneur was voornamelijk bang voor plundering. Schijnt men wel de grenzen te willen eerbiedigen, zo gaat hij verder, in de opstandige gewesten worden de lieden zonder middelen van bestaan steeds talrijker en een herhaling is deze winter te vrezen van het jaar 1795, bekend als de „brigandages". De gou verneur verzoekt dit alles wel aan de koning over te maken en hij besluit: ik twijfel geenzints of Hoogstdeszelfs be zorgdheid voor het welzijn van al des- zelfs onderdanen, zal de middelen doen bij de hand nemen om ook die van het 5de district dezer Provincie te doen delen in de voorregten welke ieder ingezetene regt heeft te vorderen, de beveiliging van goed en bloed; hebben niet de ingezetenen van dat district ook hunne kinderen in 's Rijks leger, en mogen zij dan niet ver wachten dat een gedeelte van dat leger ook hen zal beschermenReeds hebben zij eenen aanval der muitelingen bij ge mis aan defensie ondervonden, en de last daarvan gedragen; getrouwe onderdanen 173

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1960 | | pagina 25