ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
Ook in het 4de district was men bekom
merd, schrijft Hennequin de 1ste en 11de fe
bruari, dat die streken bij België zouden wor
den gevoegd. De gedachte van het noorden ge
scheiden te worden veroorzaakt „weemoed en
kwelling bij verreweg het grootste, beste en
gegoedste deel der ingezetenen". In zijn rap
port van de 15de februari schrijft de districts
commissaris dat als er misschien enkele mensen
zijn die naar verandering haken „dat de in
vloed der zoodanigen nietig is".
Steunend op de verslagen die hem van deze
kanten toekwamen, schreef de gouverneur de
17de zijn verslag naar Den Haag. Wel klaagde
hij over de zware lasten voor de inwoners van
het 4de district, maar hij noemde de geest
goed. Zijn pogingen, in het werk gesteld om in
beide districten van Zeeuwsch-Vlaanderen de
Schutterij weer op te richten, verliepen volgens
hem, zoals uit andere rapporten blijkt, goed
en naar wens. De lastige pastoors in het 5de
district waren, zoals we al gezien hebben, ver
dwenen en ook hier verbeterde de geest.
Samenvattend kunnen we zeggen dat er
wel een sociale scheiding was in het 4de dis
trict, die tevens katholieken en protestanten
scheidde. Dat was n:et het geval in het 5de,
waar de godsdienstige scheiding zuiver geo
grafisch was. In beide districten werden de
katholieken nochtans als tweede rangs burgers
beschouwd. Zo is het niet te verwonderen dat
en vooral in het kanton Hulst er een
sympathie voor België bij de katholieken te
vinden is. Maar dit was dan toch voor een
groot deel de schuld van de regering.
Besluit.
NA alles wat we gezien hebben, is er
dunkt me geen beter besluit dan een
rapport van gouverneur Van Vreden-
burch van 6 april 1831. Dit verslag belicht
heel wat aspecten van de troebelen in deze on
rustige maanden en vormt een goed slot. De
gouverneur schrijft als volgt aan Van Doorn:
Ten opzichte van de publieke geest in
deze Provincie heeft de afgelopen maand
nog geen bijzonderheden doen kennen,
welke dezelven ten goede of ten kwade
kenschetsen. De lagere volksklasse is rus
tig en heeft minder gebrek aan werk dan
in gewone tijden door de afwezigheid
van vele honderden Militiens en Schutters
allen in de kracht van hun leven, wat de
thuis geblevenen ruimer gelegenheid geeft
om aan de kost te komen, terwijl vele
huisgezinnen van uitgetrokkenen of van
hen die als plaatsvervangers zijn opgetre
den uit de aan hen verstrekt wordende
toelagen of remplacement gelden ruimer
bestaan genieten dan zij gewoonlijk had
den.
In de meer beschaafde standen wordt het
voorregt het welk ieder in ons vaderland
geniet van onder het gezag der wetten en
veiligheid te leven op prijs gesteld of
schoon de opofferingen welke de tegen
woordige stand van zaken vordert voor
velen bezwarend zijn. Nochtans worden
deze gewillig gedragen, zijnde de Rijks-
leening van 1830 niettegenstaande een ge
deelte der Provincie veel te lijden heeft
van de militaire bezetting op weinig per
centen na zonder dwangmiddelen geheel
aangezuiverd en schoon het niet te ont
kennen is dat in het 4de en 5de District
vele onder de Roomsch Catholijke inge
zetenen de zaak des Vaderlandsch niet
zoo hartelijk zijn toegedaan dan zulks bij
de overige het geval is, zoude men echter
aan deze bevolking onregt doen indien
men ook van haar niet het getuigenis
gaf dat zij geen blijken geeft van ver
standhouding met de opstandelingen, of
eenige vrees voor onrust doet ontstaan.
Ook de Roomsch Cath. geestelijken die
onder het gezag van de bisschop van
Gent ressorteren houden zich rustig en
men bespeurt niet dat zij op de gemoede
ren hunner leken eenigen nadeeligen in
vloed uitoefenen.
Nog juist op tijd had de regering zich met
Zeeuwsch-Vlaanderen bemoeid. Daardoor zou
dit gedeelte van Zeeland bij Noord-Nederland
blijven.
180