Regionale radio- en televisiediensten: een nationaal belang
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 1
H. Schaafsma
MEN kan, in grote trekken, twee soorten van regionalisme
onderscheiden. Ik zou ze willen aanduiden als het centri
fugale en het centripetale. Als ik de politieke c.q.
separistische aspecten buiten beschouwing laat, wat voor de Neder
landse situatie zonder bezwaar kan gebeuren, zou ik het centrifugale
regionalisme willen omschrijven als het streven om het historisch
eigene van een bepaalde streek en haar bevolking te isoleren van de
nationale cultuur. In dit tijdperk van soepele communicatie kan dit
slechts gebeuren als men kiest voor een zeker conservatisme. Het is
dan ook geen wonder, dat het centrifugale cultuur-regionalisme als
verschijnsel vooral waardering en aanmoediging vindt in de totali
taire staten.
Het Blut-und-Bodengedoe, de uit haar proporties gegroeide heem
schutterij en de sibbekunde van de Nazi's herinneren wij ons nog
maar al te goed. Men weet dat Spanjaarden en Russen meer ijveren
voor folkloristische (Coros y danzas, Berzoka) export dan voor wer
kelijk artistieke. Het optreden in West-Europa van het Bolsjoitheater
is geen afwijking maar een bevestiging van deze regel. Artistiek is het
Sowjetballet in het prae-Dhagilevtijdperk blijven steken.
DAT totalitaire regimes dit centrifugale
regionalisme aanmoedigen is begrijpe
lijk. Het beoogt voor de streekbewoners
een substituut te zijn voor eigen politieke ac
tiviteiten een variant op het brood en
spelen en het zal de behoefte aan cultureel
creatieve activiteiten aanzienlijk doen afne
men. De werkelijk creatieve kunstenaar zal
immers in de meeste gevallen krachtens zijn
aard en capaciteiten (cultureel) progressief
zijn, zoeken naar nieuwe waarden. In dit op
zicht vormt hij een gevaar voor de staat die
slechts met handhaving van een door zijn
ideologen gevestigde al dan niet „nieuw"
genoemde orde gediend is.
Het centripetale regionalisme daarentegen is
een typisch democratisch verschijnsel. Het er
kent de nationale en daarmee impliciet de
Europese cultuurwaarden, stelt de regionale
cultuur niet als iets autonooms hiertegenover
maar zoekt juist haar integratie in het grotere
geheel. Uitgangspunt is de bijdrage die de regi
ones aan de nationale cultuur kunnen leveren.
Natuurlijk sluit dit belangstelling en waarde
ring voor heemschut en folklore niet uit. Wél
zal het centripetale regionalisme gedragen
worden door de behoefte om door creatieve
activiteiten en het stimuleren daarvan
in de eigen streek zijn bestaansrecht te be
wijzen. Hierdoor kan het de aandacht trekken
van de natie als geheel, zal er in brede kring
begrip ontstaan voor het reële feit dat de cul
tuur geen privilege van „Holland" is, om ons
tot het eigen land te beperken.
12