No. 1 ZEEUWS TIJDSCHRIFT schouwing nader terug. Het lijkt dienstig eerst in grote trekken de situatie in het buitenland in ogenschouw te nemen. VAN de regionale (centripetale!) organi satievorm van de Westduitse omroep is al melding gemaakt. Zij sluit logisch aan bij de federale structuur van de bondsrepu bliek, die de verantwoordelijkheid voor cultu rele zaken aan de regeringen van de „Lander"' laat. De omroepinstituten, die georganiseerd zijn als publiekrechtelijke organen (Anstalten des öffentlichen Rechts), verzorgen alle hun eigen radioprogramma's. Dank zij de gebruik making van fm (UKWUltrakurzwellen) ver zorgen de grotere organen, zoals de Norddeut- scher, de Westdeutscher en de Bayerischer Rundfunk twee of drie radioprogramma's, die onafhankelijk van elkaar worden uitgezonden, en waarvan er een het karakter heeft van het „third programme" van de B.B.C. Niet alleen de „landelijke" belangen, ook die van de regi ones waarin de Lander uiteenvallen, worden in de programma's behartigd. In grotere streekcentra vindt men dan ook radiostudio's, waarvan er de laatste jaren steeds meer met televisiefaciliteiten worden uitgebreid. Het televisieprogramma, dat door de om roepinstituten van de Lander in gezamenlijk overleg wordt verzorgd, is typisch „centripe taal": alle Lander leveren er hun aandeel in. Bovendien worden tussen 7 en 8 uur 's avonds regionale televisieprogramma's magazines en nieuwsuitzendingen, waarin ook de cultuur ruim haar deel krijgt evenals de typisch regio nale problematiek verzorgd. Het Nord- West-Deutsches Rundfunkverband beschikt, om een voorbeeld te noemen, over televisie studio's niet alleen in de grote centra Keulen en Hamburg, maar ook in Hannover en Flens burg. In Groot-Britannië is door de B.B.C. van haar oprichting af het belang van regionale uitzendingen erkend. In 1922 waren er be halve in Londen, reeds radiostudio's in Bir mingham en Manchester. In de jaren '30 is het aantal regionale centra sterk uitgebreid: Schotland, Wales, Noord-Ierland, Noord- Engeland, de Midlands en West-Engeland be schikken over eigen radio- en televisiestudio's, die alle gedurende kortere of langere tijd, maar in de meeste gevallen dagelijks, regionale pro gramma's verzorgen. In het recente verleden hebben bovendien ook de Londense agglo meratie en het zuid-oosten hun eigen pro gramma's (nieuws vooral) gekregen, speciaal afgestemd op de belangstelling en activiteit van hun bewoners. Ook in Groot-Britannië vindt men weer het centripetale principe toegepast: „Het doel van de vestiging van regionale diensten is het bijdragen van programma's, voor radio zowel als voor televisie, aan de nationale „net works", en voor iedere regio het dienen van zijn eigen publiek met programma's waarin de speciale interessen van deze streek tot uit drukking komen" (B.B.C. Handbook 1960). De laatste jaren is het zo, dat de regionale centra niet alleen in de behoeften van de eigen streek voorzien, maar ook belangrijke specialistische bijdragen leveren aan de natio nale programma's: zo produceert het centrum in de Midlands alle op de landbouw betrek king hebbende radio- en televisieprogramma's; alle programma's over natuurhistorische on derwerpen worden gemaakt door de West Re gion. Met betrekking tot de nieuwsuitzendin gen wordt steeds meer gestreefd naar verdeling van de regiones in nog kleinere gebieden, waarvan de bewoners na het nationaal en internationaal nieuws hun eigen nieuws uit luidspreker of op beeldscherm gepresenteerd krijgen. De B.B.C. heeft een groot plan voor „local broadcasting" ontwikkeld: tientallen fm-zenders zullen speciaal in de eigen be hoeften van kleinere regiones en ook van steden (lokale gemeenschappen) moeten voor zien. Ook de Britse commerciële televisie is strikt regionaal georganiseerd. De programmamaat schappijen, werkend onder verantwoordelijk heid en toezicht van de Independent Televi sion Authority, leveren alle hun aandeel in het nationale programma, maar verzorgen 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 15