16 ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 1 verder op bepaalde uren meestal in de vooravond regionale uitzendingen. (Er wordt ook veel regionaal geadverteerd. Re clamemededelingen moeten trouwens, ook als ze voor het gehele land bestemd zijn, door de regionale studio's worden uitgezonden mo gen dus niet zonder meer op het nationale „network" worden ingeplant. Er zijn thans dertien commerciële programmamaatschap pijen, stuk voor stuk regionaal georganiseerd). IN het centralistische Frankrijk met zijn staatsomroep, wordt niettemin gewaakt voor een goede behartiging van de regio nale (culturele) belangen in radio en televisie. De Radiotélévision francaise beschikt over een groot aantal regionale centra, die eigen pro gramma's verzorgen en in het nemen van eigen initiatieven een relatief grote vrijheid genieten. Vermaard zijn de jaarlijkse luisterspelprijs vragen die door de regionale directies van de R.T.F. worden uitgeschreven. Onlangs nog heeft één van deze directies Lille het initiatief genomen tot een belangwekkend ex periment op het gebied van schooltelevisie. (Inschakeling van televisie bij het wiskunde onderwijs). Ook Italië kent regionale uitzen dingen op grote schaal. De Verenigde Staten zijn het land van de commerciële omroep in optima forma. Zij zijn ook het land van de regionale, ja de lokale omroep. De honderden radio- en televisie stations nemen gedurende het grootste deel van de dag de programma's van de federale „networks" over. Maar al heel spoedig is in gezien, dat „local broadcasting" in een be hoefte voorziet. In 1928 heeft de Federal radio commission zelfs bepaald, dat twee sta tions, werkend binnen een straal van 300 mijl, tussen 7 en 12 uur 's morgens niet langer dan één uur achtereen hetzelfde programma moch ten uitzenden. Deze bepaling heeft de F.R.C. een jaar later moeten laten vallen, maar in 1946 kon Charles R. Denuy, de voorzitter van het orgaan dat haar regulerende taak had over genomen, de Federal communications com mission, verklaren: „7/ a man is truly to call himself t a broad casterhe would, I should think, want to originate some programs of his own so that the community he is licensed to serve will have an outlet for the discussion of its local pro blems and for the development of its local ta lent and resources. A true broadcaster will not content himself simply with plugging his transmitter into a network or a turntable and going off to Florida for the winter. Unless there is to be some organization of local live programs we don't need radio stations in the various communities; all we require are un attended boosters." (Geciteerd in Elmer E. Smead: Freedom of speech by radio and tele vision - Public Affairs Press, Washington D.Q.i) Regionale en plaatselijke uitzendingen zijn in Amerika erkend als nuttig en noodzakelijk. Menige regionale gemeenschap heeft aan „pu blic service broadcasting" een ziekenhuis, een kerk, een bibliotheek, een schouwburg of een school te danken. De laatste jaren is het aantal educatieve radio- en televisiestations sterk toegenomen vele ervan zijn gelieerd aan universiteiten, andere hebben hun ontstaan te danken aan initiatieven uit regionale of lokale gemeenschappen. DE tot dusver gegeven voorbeelden zijn die van grote landen. Men mag dus het verwijt verwachten, dat vergelij king hiermee voor de Nederlandse situatie 1) „Als iemand serieus aanspraak wil maken op de titel „radioman" (letterlijk: „uitzender") moet hij, dunkt me, enkele eigen programma's in het leven roepen, zodat de gemeenschap die hij door het effec tueren van zijn zendvergunning dient, een gelegenheid krijgt voor het bespreken van haar plaatselijke vraag stukken en voor de ontwikkeling van haar plaatselijk talent en haar plaatselijke mogelijkheden. Een ware „radioman" zal zich niet tevredenstellen, met het „in- prikken" van zijn zender op een „netwerk" of op een (platen)draaitafel, om zelf de winter in Florida door te brengen. Als er niet een organisatie is die zich be last met uitzending van plaatselijke programma's, heb ben wij geen radiostations in de onderscheidene gemeen schappen nodig; wij kunnen volstaan met hulpzenders zonder meer".

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 16