cx
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
bepaalde behoeften men kan bijvoorbeeld
denken aan de moeilijkheden waarmee mu
ziekverenigingen, koren en toneelverenigingen
vaak te kampen hebben met betrekking tot
repertoirevorming en interpretatie.
Voorwaarde tot slagen is, dat het initiatief
in de regiones zelf wordt genomen; dat men
daar bereid is zich zekere inspanningen en
offers te getroosten. Voor een gezonde ont
wikkeling volgens het centripetale principe
lijkt een grote vrijheid van handelen voor de
regionale omroepdiensten mij een noodzake
lijke voorwaarde. Een vrijheid die coördinatie
met Hilversum niet zou mogen uitsluiten; een
vrijheid waarvoor bevoogding door Hilversum
een belemmering zou zijn.
Een tweede omstandigheid die pleit voor
het instellen van regionale televisiediensten is,
wat men zou kunnen noemen, het infiltratie
verschijnsel. In grote delen van Nederland
worden Duitse, Belgische en soms zelfs Franse
televisieprogramma's goed ontvangen. In de
oostelijke grensgebieden is de kwaliteit van
de ontvangst der Duitse zenders, in de zuid
westelijke die van de ontvangst der Belgische
zenders, zeker niet slechter dan die van de
vaderlandse. Voor de bewoners van deze ge
bieden zijn de buitenlandse programma's vaak
aantrekkelijker dan de Nederlandse. Niet al
leen door hun ruimere variatie, ook omdat zij
ten dele betrekking hebben op onderwerpen,
waarvoor juist deze televisiekijkers zich in
teresseren. In de regionale uitzendingen van
de westduitse televisie liggen voor de Lim
burgse bevolking meer aanknopingspunten
dan in de „nationale" uitzendingen van Bus-
sum. Hetzelfde zou kunnen gelden voor de
bewoners van Zeeuwsch-Vlaanderen met be
No. 1
trekking tot de Nederlandstalige uitzendingen
van de B.R.T.
Men versta mij goed: dat een aanzienlijk
deel van de Nederlandse televisiekijkers kan
kiezen uit Nederlandse en buitenlandse pro
gramma's is opzichzelf geen bezwaar, eerder
het tegendeel. Maar doordat de buitenlandse
televisiediensten terecht in hun pro
grammering minder centralistisch te werk
gaan, méér rekening houden met regionale be
langen en regionale belangstelling, dreigt een
gebrek aan evenwicht te ontstaan ten koste
niet van de Nederlandse televisie, maar van de
Nederlandse cultuur (en de Nederlandse cul
tuur zoals zij in regionale cultuuruitingen en
cultuurinteressen haar weerslag vindt).
Op het eerder genoemde congres van het
N.O.G.C. heeft een van de preadviseurs, ds.
J. A. van Nieuwenhuijzen, opgemerkt dat de
activiteit van onafhankelijke gewestelijke om
roepdiensten een tegenwicht kan vormen tegen
de centralistische invloed van de landelijke
programma's. Dat ik dit tegenwicht niet
slechts nuttig maar noodzakelijk acht, in het
belang van de regiones, maar eveneens in het
belang van de democratie en de cultuur in
het algemeen, is, hoop ik, uit deze beschouwing
voldoende duidelijk geworden.
P.S.
Omdat het hier niet een uitsluitend Zeeuws
belang betreft, heb ik deze beschouwing niet
vanuit Zeeuws maar vanuit algemeen regionaal
standpunt gegeven. Dat voor Zeeland de be
tekenis van een regionale omroep even groot
zal zijn als voor andere streken, behoeft m.i.
geen nader betoog.
H. S.
18