ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 1 Fig. 7. Houten nap met steel, gevonden in het veen (ouderdom 3000 jaar). zijn geschied. Misschien zal in de toekomst, bij wél nauwkeurig en wetenschappelijk on derzoek blijken dat verschillende dezer neder zettingen inderdaad paaldorpen waren, waar in de „straten" waren gemaakt van ontelbare, naast elkaar liggende boomstammetjes. Zo genaamde „knuppelwegen" 8). De vondsten in deze dorpen bewijzen dat er gedurende zeer lange tijd bewoning is ge weest. Vanaf het neolithicum (er werden strijdhamers gevonden) gedurende de brons tijd (bronzen bijlen, speerpunten, scheermesjes, bronzen wapens zowel dolken, tongzwaarden, als rapieren) tot in de ijzertijd (ijzeren slag zwaarden, lanspunten, paardebitten). Continu bewoning dus vanaf vóór 2000 v. Chr. tot een 500 jaar v. Chr. Aan het einde van het neolithicum is er reeds een bepaalde ontwikkeling van handel tussen de verschillende bevolkingsgroepen die de Lage Landen bewonen. Niet alleen in de vorm van intertribale handel doch zelfs van „internationale" handel. In de bronstijd is deze internationale handel zelfs verbazing wekkend te noemen 9). Omstreeks 1100 v. Chr. begint in Midden- Europa opnieuw een volksverhuizingenbewe ging. Het duurt echter nog meer dan drie eeuwen, dus tot aan de overgangsperiode tus sen de „bronstijd" en de „ijzertijd" vóórdat de invloed hiervan tot deze streken door dringt. Men heeft aan deze migratiegolf de naam „urnenvelden-invasies" gegeven. De do den worden verbrand, de as in een urn ver zameld en de urn in een kuil in de grond begraven. Indien al een grafheuveltje werd opgeworpen was dat laag en klein. In de regel echter helemaal geen grafheuveltje. De inval lers smelten ook nu weer samen met de in heemse bevolking. Vanzelfsprekend blijven bepaalde gewoonten der autochtonen voort leven, die men kan constateren in de vorm en afwerking van het aardewerk. De urnenvelden die in Vlaanderen ontstonden (Oudenburg, Temse, Aalten) zijn alle zogenaamde „vlak- graven". Vlakgraven zijn in het landschap niet als zodanig te onderkennen. Begrijpelijk dus dat de plaats dezer dodenakkers vrij spoedig werd vergeten en dus in enkele gevallen, na enige eeuwen reeds, als bouwland in gebruik werden genomen. In de zevende eeuw v. Chr. worden deze urnenveldenvolken onderworpen door de zo genaamde „krijgers met slagzwaarden". Deze Fig. 8. Urn zoals die werd gevonden in het grafveld Aalter-Oostergem, daterend van ongeveer 500 v. Chr. 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 44