No. 1
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
behoren tot de Hallstatt-cultuur. Opnieuw
vestigen zich in de Lage Landen indringers
als heersers in deze streken. In Noordoost-
Frankrijk begraven deze krijgers-met-slag
zwaarden hun doden in volle wapenrusting
liggende soms op hun strijdwagen met veel,
vaak kostbare en zeldzame grafgiften. In Bel
gië nemen de nieuwe heersers van de inheemse
bevolking de gewoonte over hun doden te
cremeren. Soms richten zij over de urn een
grote tumulus op zoals in Belgisch Brabant.
In de armere zandstreken (Vlaanderen) zijn
het veel armer graf gif ten. Soms werden de
urn en de grafgiften gewoon bovenop de
overgebleven houtskool van de brandstapel
geplaatst om er daarna een grafheuvel over
op te werpen. De mogelijkheid dat in Zeeland
nog eens grafheuvels of althans resten van
grafheuvels zullen worden gevonden is wel
aanwezig. Zelfs professor dr. A. E. van Giffen
is van mening dat er in Zeeland, althans in
Zeeuwsch-Vlaanderen zeer waarschijnlijk
grafheuvels zijn geweest. Of er ooit een zal
worden gevonden is niet te voorspellen. Wel
is het ieder duidelijk dat er met de jarenlange
enorme zandgraverijen in Zuidwest Zeeuwsch-
Vlaanderen (voor wegenaanleg elders, voor
huizenbouw enz.) zoveel in het oorspronke
lijke terrein verloren is gegaan dat het eigenlijk
onmogelijk is aan de terreinvorm nog iets te
kunnen onderkennen. Hopelijk kan er dit
jaar toch een poging worden gedaan om enig
spoor van een grafheuvel te vinden. Namelijk
op de plaats waar in de middeleeuwen de „ge
rechtsplaats" van Aardenburg was. Waar toen
de galg stond is, zo te zien, niet of weinig
gegraven. Het is nu al sinds lange tijd een
eikehakhout bosje. Misschien is het terrein
alleen maar iets geëgaliseerd. En waarom
wordt nu juist daar althans wanneer toe
stemming van de eigenaar wordt verkregen
een onderzoek ingesteld? Omdat in de middel
eeuwen de galg vaak werd opgericht op een
spookplaats, een verblijfplaats van heksen.
Gebleken is dat de overleveringen verbonden
aan dergelijke, geheimzinnige plaatsen wel
3000 jaren levendig konden blijven. In de
middeleeuwen deden dus zeker nog duidelijke
verhalen de ronde over een eventueel graf-
heuvelveld op de zandrug ten oosten van
Aardenburg. Of er iets zal worden gevonden?
De mogelijkheid bestaat. Verder niet.
WE zijn nu genaderd aan de tijd dat de
Romeinen in deze streken komen.
Julius Caesar die als eerste romeinse
veldheer de onderwerping der hier aanwezige
bevolking begint, schrijft zelf en laat ook door
de bij zijn troepen aanwezige deskundigen
rapporten samenstellen zowel over de toestand
waarin hij deze gebieden aantreft als wat de
bewoners betreft. Hun zeden en gewoonten
en hun middelen van bestaan. In deze rappor
ten wordt gesproken van Kelten en van Ger
manen. We moeten hierbij echter bedenken
dat groepen van mensen met duidelijke ras
kenmerken alleen in theorie bestaan, in deze
streken althans. De Kelten waarover Caesar
schrijft waren dus geen „ras" doch een grote
groep van gemeenschappen met min of meer
verwante talen. De taal is het hoofdkenmerk.
Deze Kelten hebben zich over een groot ge
bied in Europa en zelfs tot in Klein-Azie ver
spreid. Frankrijk werd Gallia-Celtica ge
noemd, België en Zuid-Nederland Gallia-
Belgica. In deze beide gebieden woonden gal-
lische Kelten (Galliërs). De Kelten die op de
zandgrond in west- en noordwest België en
in Zeeland woonden waren de Morini en de
Menapiërs. Of de rijke vindplaats in De Pan-
Grootste verbreiding der Kelten 275 v. Chr.)
4)