Musea en oudheidkamers in Zeeland ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. I Dr. P. K. van Daalen RUIM acht jaar geleden riep de burgemeester van Vlissingen een vergadering bijeen in zijn kwaliteit van voorzitter van de Commissie van het Stedelijk Museum aldaar, „om de mogelijkheid te onderzoeken, of er aanleiding bestaat tot een zekere samenwerking te komen tussen de instellingen in Zeeland, die zich bewegen op het gebied van geschiedenis, kunst en folklore, instellingen dus, grotendeels samen te vatten onder de namen Museum en Oud heidkamer." Deze bespreking heeft geen concrete resultaten opge leverd en dit verwondert niet: de aard en het beheer van de verzamelingen verschillen te zeer, terwijl de in Zeeland moeilijke ver bindingen niet bevorderlijk zijn voor intensief contact. Bovendien zou deze coördinatie dan pas werkelijkheid kunnen worden, wan neer deze niet door een stedelijke maar door een provinciale instelling geleid zou worden, c.q. het museum van het Zeeuwsch Genootschap der wetenschappen te Middelburg. Dit museum echter was door zijn ouderwetse organisatie een vijftal conservatoren beheren als neven functie de verschillende categorieën van de verzameling wel het minst geschikte instituut voor het bevorderen van onderling contact. Dezer dagen werden de statuten van de Zeeuwse Museumstichting goedgekeurd. Hierdoor zal dit museum een andere beheersvorm krijgen en dan zal samenwerking tussen de Zeeuwse musea zeker tot de mogelijkheden behoren. OM welke musea gaat het nu? Het uit het eind van de 18e eeuw stammende „kabinet van oud- en zeldzaamheden" van het Zeeuwsch Genootschap met zijn ge richt-zijn op de natuurwetenschappen, is ty pisch een verzameling uit de tijd van de „Ver lichting"; de behoefte om in de grotere steden „oudheid te vergaren" en voor'ondergang te behoeden is een verschijnsel van de Romantiek, waarbij een levendige belangstelling voor het verleden in de plaats kwam van de vaak wat heterogene verzamelwoede uit de tijd daar voor. Zo werd een collectie oudheden opge richt te Middelburg in 1841, omstreeks 1850 te Goes, in 1877 te Sluis, in 1890 te Vlissingen en in 1911 te Zierikzee. Alle vonden in de raadhuizen een onderkomen. Hierna volgden: (het Oorlogsmuseum te Goes, opgericht in 1918 was een particuliere onderneming en heeft niet veel langer dan tien jaar bestaan) de Oudheidkamer te Hulst (1930) en de Boeren- kamer te Axel (1939). Inmiddels was in 1886 een geheel ander museum tot stand gekomen: het Kunstmuseum te Middelburg, dat een col lectie schilderijen en tekeningen bevatte van toen levende kunstenaars. Na de oorlog, in 1950 werden twee musea opengesteld: de Schotse Huizen te Veere, die sedert het begin van deze eeuw tot 1940 als privéverzameling van de heer Ochs en later van diens dochter 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 48