ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 1 tafel en een stoel; schilderijtjes aan de wand, een servies en een petroleumlamp op tafel dienen ter aankleding van het tafereel. Dit alles om het vitrine-karakter in de folklore- zaal tot een minimum te beperken en zoveel mogelijk aan te passen aan de sfeer van het vertrek. De wijze, waarop in het Neder lands Costuummuseum te 's-Gravenhage de kostuumpoppen worden getoond, nl. in afge 7. Oudheidkamer in de voormalige Hoofdwacht te Sluis. Foto: Bureau van de Rijksinspecteur voor Roerende Monumenten, 's-Gravenhage, 1955. 8. De Ruyterzaal in het Stedelijk Museum te Vlissingen. Foto: Bureau van de Rijksinspecteur voor Roerende Monumenten, 's-Gravenhage, 1957. sloten vertrekken bij kunstlicht, terwijl de be zoeker zich bevindt in een door glas omgeven ruimte van de deuropening, zou voor de gro tere musea, in casu het museum te Middelburg een weliswaar kostbare, maar ideale oplossing zijn 3). Van alle musea, die in raadhuizen een on derdak kregen spant wat bezoekersaantal be treft het Zeeuws Oorlogsmuseum te Middel burg de kroon (gemiddeld 15.000 bezoekers per seizoen), met als grote attractie de me chanisch werkende maquette, die van de inun datie van Walcheren een verbijsterend beeld geeft. De Cadzandse kamer in het moderne gemeentehuis te Oostburg (in 1958 geopend) bewijst, dat ook heden ten dage nog geijverd wordt voor het behouden van „het streek eigene". Om het karakter van een hoeren kamer waarin een wandschot met bedsteden en „spinde" zo gaaf mogelijk te handhaven, werd zelfs van de aanleg van centrale ver warming in dit vertrek afgezien afbeelding 6). De door de oorlog deerlijk gehavende col lectie van de gemeente Sluis, werd in 1951 in de voormalige Hoofdwacht ter bezichtiging gesteld afbeelding 7). Dezer dagen is de se dertdien met zorg aangevulde collectie naar het weer opgebouwde raadhuis overgebracht. Een groot gedeelte van de topografische ver zameling is gebruikt als aankleding van de voor het publiek toegankelijke ruimten en speelt aldus een instructieve rol. Zo onder vangt men, waar het kleine collecties betreft, de problemen van exploitatie afdoende en efficiënt. Dertig, veertig jaar geleden, toen men de consequenties van museaal beheer nog niet in alle finesses doorzag, gold een ander ideaal: toen was de neiging het bezit naar aparte ge bouwen over te brengen groot. Zo aanvaardde de gemeente Vlissingen dankbaar de schenking van een herenhuis aan het Bellamypark als welkome entourage van het inmiddels ver worven bezit. Kundig en met smaak verzorgd groeide het uit tot een van de aardigste musea in Zeeland, zoals bijgaande foto's van de „De Ruyterzaal" en het aangrenzende vertrek 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 52