ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 1
Wat een luchtfoto vermag. Genomen tijdens de werkzaamheden tot
dichting van het gat bij Ouwerkerk. De verkaveling van het in
1530 en 1532 overstroomde gedeelte van de Vierbannenpolder
werd zichtbaar.
Uit „Ontworsteld land".
stedelijke uitbreidingsplannen en industrialisatie, voor
waterschappen enz. enz."
Het interpreteren van de foto's is een vak apart.
Voor de archeologie kunnen de luchtopnamen bijzonder
belangrijk zijn voor het opsporen van vroegere be
woningen, fundamenten van kastelen en wat niet al.
Wanneer een systematisch onderzoek zich alleen tot
de archeologie zou beperken, zou dit veel te duur
worden, want juist foto's op groter schaal dan
1 20.000 zouden door hun grotere gedetailleerheid
belangrijke gegevens kunnen onthullen. Van Noorden
nen doet derhalve de suggestie een dergelijk onderzoek
over een grotere belangensfeer te doen uitstrekken,
waarbij hij denkt aan diverse sociologische onderzoe
kingen, het samenstellen van statistieken over bedrijfs-
grootten, soorten recreatiegebied, naast het reeds ge
bruikelijke bodem- en bosonderzoek en inventarisatie.
Ook hier zou het zoeken van een organisatievorm
voor het samenbundelen van krachten voor de archeo
logie zeer belangrijk kunnen zijn.
V aria.
GELZINGA bespreekt in dezelfde aflevering van
„Westerheem" een fragment van een stang
van een rendiergewei, dat in 1957 uit de Wes-
terschelde in Zeeland is opgehaald tijdens het
zuigen van schelpen door de „Stoomschelpenzuigerij
en Schelpkalkbranderij N.V." te Brielle. Naar zijn
mening betreft het hier een Lyngby-bijl, die voorname
lijk aangetroffen zijn in noordwest Duitsland, in vind
plaatsen van de jong-paleolitische Ahrensburger-cultuur
en in Denemarken, waar zij behoren tot de vroeg-
inesolitische Lyngby-cultuur. Beide culturen ontlenen
hun naam aan thans nog bestaande dorpen. „De vondst
uit Zeeland is, voor zover ons bekend, de meest weste
lijke uit ons land. Bovendien is het tot nu toe het
oudste overblijfsel van menselijke cultuur uit deze
provincie meer dan 8 millennia voor Christus.
Door de Nederlandse Kastelenstichting is een aardig
uitgevoerd boekje uitgegeven van de hand van de heer
P. van Beveren: „De verdwenen kastelen van Schou-
wen-Duiveland". Als omslag is een reproduktie van de
bekende „Hattinga"-kaart gebruikt waarop in rood
de besproken kastelen zijn aangegeven. De toevalsfactor
speelt bij het vinden van sommige fundamenten een
grote rol. Bij de ruil- en herverkavelingswerken vond
men in 1954 bij Duivendijke zeer zwaar muurwerk,
waarschijnlijk een overblijfsel van een slot. In een oud
grafveld daar vond men menselijke skeletten, die
„tot grote verwondering der oudheidkundigen alle
begraven waren in een omgekeerde richting als tot
hiertoe gewoonte was geweest in het gehele land en
lagen dus met het gelaat naar het westen gekeerd."
In het begin van hetzelfde jaar werd bij zeer lage
ebstand ten gevolge van sterke oostenwinden aan de
zuidkant van Schouwen het zware muurwerk van ver
moedelijk het slot „Weldamme" teruggevonden.
(afgesloten 15 januari 1961)
62