ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 1
beminnelijke heer Marcel de Dobbelaere, die
men vaker op de boerderij dan in zijn riante
woning in de dorpskom aantreft. Dan heeft U
midden in de roos geschoten, want de heer de
Dobbelaere zal U onmiddellijk meetronen naar
zijn oogappels, zijn glanzende fokmerries. U
zult er de nog steeds vitale 18-jarige kam
pioene Jenny kunnen bewonderen, naast haar
lj^-jarige dochter Zita, haar trotse zoon en
kampioen Successeur. Hij zal U van de tegen
slag verhalen van haar dochter Ninette, die op
de drempel van haar grootste triomf tijdens
het werpen ten gevolge van een verbloeding
stierf. Van de verschrikkingen tijdens de oor
log, toen de boerderij in brand werd geschoten,
evenals die van zijn schoonzuster, 3 van de
beste fokmerries uit de stam van de beroemde
Hermine verloren gingen en in totaal 6 kapi
tale fokdieren het leven lieten. Tussen de ge
sprekken door, zult U zijn grote kennis van
en grote genegenheid voor de paardenfokkerij
kunnen beluisteren. Een hobby dus? Slechts ten
dele, want ook uit economische overwegingen
wil de heer de Dobbelaere zijn paarden niet
H.M. Koningin Juliana op een der nationale tentoon
stellingen. De heer Mare. de Dobbelaere neemt hier een
door Haar beschikbaar gestelde ere-prijs in ontvangst.
missen. Om hun trekkracht, ook op een groot
gemechaniseerd bedrijf en om hun grote fok
waarde.
Zijn zoon Frans is dezelfde mening toege
daan, evenals zijn zoon Leon, die op een an
dere boerderij wat verder op, de traditie hoog
houdt van goed boer te zijn en enthousiast
paardenfokker tevens. Ten slotte zal men U
maar dan zult U inmiddels meegevoerd
zijn binnen de muren van het oude stamhuis
de geschiedenis vertellen van „Stallen de Dob
belaere". Op bescheiden wijze, want dat ligt
nu eenmaal in de aard van de heer de Dobbe
laere. U zoudt daardoor wel eens niet hele
maal aan Uw trekken kunnen komen, en
daarom willen wij U er iets uitvoeriger over
vertellen.
DE stichter van de befaamde fokstal is
de heer Alb. de Dobbelaere, die van
Belgische origine zijnde, zich in 1890
op een boerderij onder Biervliet vestigde. Na
zijn huwelijk verhuisde hij naar het huidige
bedrijf in de Clarapolder onder IJzendijke,
dat in de loop der jaren evenwel aanzienlijk
werd uitgebreid. Waar in die dagen alle werk
op het land met paarden geschiedde, was de
fokkerij een vanzelfsprekend onderdeel van
de bedrijfsvoering. Hoe groter de bedrijven,
des te meer paarden en des te ruimer de se
lectiemogelijkheden. Het economische voor
deel van een goed gefundeerde fokkerij was
bij de heer de Dobbelaere punt van uitgang.
Hij was daarbij tevens een uitstekend kenner
en nog groter liefhebber. Uiteraard maakte hij
daarom uitsluitend gebruik van de beste, in
zijn omgeving beschikbare hengsten. Dit waren
meestentijds Belgische. In het stamland van
het zware trekpaard was men in die dagen
immers veel verder gevorderd met de fokkerij
dan bij ons. De „vrije dijk" vormde geen be
zwaar, want het grensverkeer was destijds
aanmerkelijk eenvoudiger dan thans in Bene-
lux-verband.
In de stamtafels van de tegenwoordig op
de voorgrond tredende fokmerriën kunnen we
een tweetal geprononceerde bloedlijnen op-
8