No. 2
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
slotte werd ook deze inham bedijkt en is hier
de huidige kustlijn ontstaan. Het land heeft
nog de naam West- en Oost-Nieuwland.
Op Tholen houden de eerste dijken in de
Poortvlietse Weihoek verband met sterke in
braken vanuit de Pluimpot bij Scherpenisse
(zie figuur 10). Het westelijk deel van het
Poortvlietse gebied, het Malland, werd tijde
lijk prijsgegeven. Hier ontstonden diepe
kreekbeddingen, die nog te zien zijn. De bo
demgesteldheid vertoont hier sterke sporen
van verjonging; door de Kalverdamseweg, de
Biezen- en de Pelleweg werd deze inbraak een
halt toegeroepen. Een andere tak liep in de
richting van het dorp Poortvliet, en nog een
andere, iets meer in noordelijke richting, de
Weihoek in. Om een deel van het land van
de burgers van Poortvliet, de z.g. Burgermeet,
te beschermen, is toen rond dit gebied een
ringdijk aangelegd. Hierop wijzen de namen:
Stampersdijk, Engelaarsdijk en Paasdijk. Bin
nen dit gebied zijn geen lage erosiekreken aan
getroffen en evenmin verjongde grond. In het
gebied Scherpenisse en Westkerke ontstonden
twee lage kreekbeddingen vanuit de Pluimpot,
nl. de Ee (met op het eind de typische naam
„Spaart op Schoondorpe" (zie figuur 8) en
de Molenvliet. De eerste werd door de Scher-
penissedam afgedamd, de tweede door een
dijk, die iets binnen de huidige dijk van de
Pluimpot loopt.
Na deze eerste kleine bedijkingen is het ge
bied spoedig daarna meer afdoend tegen de
zee beschermd. Scherpenisse en Westkerke
maakten samen één ringdijk. Sporen van twee
afzonderlijke bedijkingen zijn niet aangetrof
fen. Poortvliet legde een dijk aan om de Wei
hoek en het nog niet geheel verloren gegane
gedeelte van Malland.
Wanneer zijn deze eerste dammen en dijken
nu aangelegd? Zeker vóór 1200, want toen
waren de huidige ringdijken om de oude ker
nen reeds aanwezig. Vóór 900 a 1000 jaar
na Chr. waren zeker nog geen dijken aange
legd. Het meest waarschijnlijk is daarom dat
ze samenhangen met de transgressie-fase van
omstreeks 1000 jaar na Chr. De vele inbraken
in deze tijd zullen de bevolking hebben gesti
muleerd de dijkbouw te ontwikkelen. In de
veel rustiger periode tussen 1100 en 1200,
na de eerste heftige inbraken van ca. 1000,
zullen de ringdijken zijn aangelegd.
Literatuur.
t) Visser, A. de: „De bodem van Walcheren en zijn
geschiedenis". Zeeuws Tijdschrift, 4de jaargang, blz.
68 e.v.
2) Kuipers, S. F.: „Een bijdrage tot de kennis van de
bodem van Schouwen-Duiveland en Tholen naar de
toestand vóór 1953". Uitgave Centrum voor Land-
bouwpublicaties en Landbouwdocumentatie, Wagenin-
gen. Prijs 9,75.
3) Idem, bijlage I.
4) Bennema, J. en Meer, K. v. d.: „De bodemkar-
tering van Walcheren". Uitgave Staatsdrukkerij, Den
Haag 1952.
5) Trimpe Burger, J. A.: „Het oudheidkundig bo
demonderzoek in Zeeland". Zeeuws Tijdschrift, 8e
jaargang, blz. 68 e.v. en blz. 117 e.v.
Trimpe Burger, J. A.: „Sporen van bewoning uit
Romeinse tijd op Zuid-Beveland en Tholen". Wester
heem, orgaan van de Archeologische Werkgemeen
schap voor westelijk Nederland, nov./dec. 1956.
7) Meer, K. v. d. e.a., 1952: „De bodemgesteldheid
van de Brede Watering bewesten Ierseke". Wagenin-
gen. Intern rapport no. 292, Stichting voor Bodem-
kartering.
8) Steur, G. G. L. e.a., 1955: „De bodemgesteldheid
van een deel van de Zak van Zuid-Beveland". Wage-
ningen. Intern rapport no. 412. Stichting voor Bodem-
kartering.