Willem Beukelszoon ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 A. G. Ligthart HET geloof, dat Willem Beukelszoon ooit zou hebben bestaan, is, getuige het gedenk raam in de kerk van Biervliet, nog wel aanwezig, maar de twijfel aan zijn uitvinding is in de loop der jaren zo sterk geworden, dat, toen onlangs zijn stenen gestalte op een voetstuk werd verheven, zijn figuurlijke gestalte van het voetstuk, waarop vroegere ge schiedschrijvers hem hadden geplaatst, definitief werd verwijderd. ,,De twijfel omtrent de beroemde Willem Beukelszoon is nu compleet", zo luidde de conclusie van een der dagbladen; en in vette letters over de gehele frontpagina: „Willem Beukelszoon vond het haringkaken niet uit". Tot deze gevolgtrekking is men gekomen aan de hand van uitspraken en uitleggingen, die men als delen van een legpuzzle naar eigen inzicht besnoeid, pasklaar gemaakt en samen gevoegd heeft tot een geheel, dat als een juist beeld van de geschiedenis van het haringkaken wordt gepresenteerd. Beter ware geweest, indien de schrijvers bij het raadplegen der woor denboeken en encyclopediëen de muffe sfeer der archieven nu en dan eens verwisseld hadden voor de frisse lucht aan onze kusten om daar in de visserijplaatsen naar puzzeldelen te zoe ken, die, bij juiste samenvoeging een geheel ander beeld dan het thans geformeerde zouden hebben doen ontstaan. Hoe oppervlakkig men soms bij het onderzoek en vooral bij het trek ken van de conclusies te werk gaat, blijkt uit het volgende. De bewerking d la Willem Beukelszoon. ZODRA de weifelaars het woord caeken of caecken tegenkomen denken zij uit sluitend aan de bewerking, die de haring nu nog in 1960 ondergaat en waarbij de vis ser, de haring met de buik naar boven in de linkerhand houdend, het mesje vlak onder de kieuwen steekt en met de duim van de linker hand de kop terzijde duwt om gemakkelijker de gal of het gelletje en een deel der ingewan den te verwijderen. Dan bloedt de haring, die zoeven, en nog wat spartelend boven water is gehaald, behoorlijk uit. Straks, bij het war ren, komt de haring in aanraking met het zout, dat het in het vlees van de haring aan wezige vocht eruit trekt. Dit vocht doet het zout smelten, en zo ontstaat de licht- tot donkerbruin gekleurde (bloed)pekel, die nu bij zulk een verse, zulk een levend bewerkte ha ring snel en gelijkmatig in het visvlees dringt. Een proces, dat zich niet kan voltrekken vele uren, soms dagen of weken na de vangst - dan is het bloed gestold. De overblijvende bij deze bewerking niet verwijderde ingewanden be vatten een gistingsstof, en deze is het, die aan de haring, wanneer deze direct na de vangst wordt bewerkt, het bijzondere aroma, de fijne smaak verleent. Aldus de methode, die naar mijn vaste over tuiging voor het eerst door Willem Beukels zoon is toegepast. Niet is aan te nemen, dat Willem Beukelszoon deze handelwijze vooraf in dezelfde bewoordingen heeft beredeneerd en dan „is overgegaan tot de uitvinding". Maar wel, dat hij heeft nagedacht, dat hij heeft geëxperimenteerd, of door een samen loop van omstandigheden heeft ontdektdat het vlees van een haring die niet geheel werd gestript, doch zo, dat de hom of kuit en enige delen der ingewanden waren blijven 84

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 20