No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT zitten van een uitmuntend fijne kwaliteit bleek te zijn. De mogelijkheid echter, dat zijn wijze van bewerking terdege het resultaat was van beredeneerd overleg en van proefnemin gen, behoeft niet te worden uitgesloten. Onze voorouders waren op het gebied van conser veren heus niet zo dom of onnozel. In dit verband worde terloops, om bij de vis te blij ven, slechts herinnerd aan de zoutevis; de voorheen door trolders van Engeland en Noorwegen gezouten kabeljauw bracht nim mer ook maar de helft op van de prijs die betaald werd voor het door Middelharnis, Pernis, Vlaardingen en Maassluis bewerkte produkt. Kaken x). WAT verstaat, wat verstond men nu onder het in de bovengenoemde omschrijving opzettelijk vermeden woord: „kaken"? Niet anders dan het „ton nen", het in tonnen pakken van de haring, nadat deze op zee of aan de wal een bewer king had ondergaan, die zijn duurzaamheid verhoogde en hem voor vervoer, voor export geschikt maakte. Aan dit woord „kaken" gaf men later echter zulke misplaatste uitleggingen, dat men ten slotte de ton vergat en uitsluitend dacht aan de kaken, de bekdelen en deze zelfs ver eenzelvigde met de kieuwen, de ademhalings organen. Zodoende komt Kiliaan tot de ver klaring: „Kaeckharing, waaruit de kaken of kieuwen gesneden zijn" en een Fransman ver klaart bij „caquer - öter les ouies (kieuwen), les machoires (kaken)". In beide verklaringen dus de voorstelling, dat de haring zou ont daan zijn van de kaken. Toegegeven moet worden, dat er steeds een zekere ontwikkeling in de betekenis der woor den gaande is 2), zodat in 1892 zelfs een er kend deskundige als A. Hoogendijk Jzn: „De Grootvisscherij op de Noordzee", kaken en kieuwen in zijn beschrijving van de bewerking van de haring vereenzelvigt, maar niet bij de kabeljauw. Omdat men nu, wanneer het gaat om de bestrijding van Willem Beukelszoon met of zonder opzet deze ontwikkeling ver waarloost, worde mij veroorloofd deze ont wikkeling eveneens even terzijde te stellen en te vragen: „Wie kwam ooit een gewone ge kaakte haring tegen, die ontdaan was van de tot zijn bek behorende kaken (machoires)?" Toch was en is nog heden de daardoor ge stichte verwarring uitgangspunt en basis van de kritiek op Willem Beukelszoon. Men ont dekte, dat de woorden caeck en caecken reeds in geschriften uit de tijd vóór Willem Beukels zoon voorkwamen, en de Franse historicus Noël de Morinière maakte daaruit op, dat zijn landgenoten minstens reeds 100 jaar eerder kaakharing produceerden, zodat Willem Beu kelszoon onmogelijk de uitvinder kon zijn. Onze vorsers namen deze zienswijze over en het lot van Willem Beukelszoon was daar mede bezegeld. Het is echter de vraag of de Fransen wel de eersten waren, die de haring „caecten", d.w.z. de haring na een zekere bewerking in tonnen pakten. In de kronieken van het kloos ter Fulda uit de 13e eeuw is te lezen, dat toen reeds twee eeuwen een strijd woedde tussen dit klooster en de burcht Gotha over het mo nopolie van de invoer van gezouten haring in vaten via Bremen. Moeilijk kan men zich voorstellen, dat bij de toenmalige trage ver voersmiddelen „ongekaakte", onbewerkte ha ring, alleen door ze te zouten in goede con ditie had kunnen blijven. Ook bij deze import betrof het ongetwijfeld het Deens-Zweedse, kaakharing genoemde produkt van het schier eiland Schonen. Bovendien zijn over het al gemeen de rassen van de Oostzee minder sterk, vlezig en houdbaar dan die van de Noordzee; in Kopenhagen, waar op de markt beide soorten verschijnen, kan men dit verschil duidelijk vaststellen. Strippen. ER dient onderscheid te worden gemaakt tussen het „in tonnen doen" door de Denen, Zweden en Fransen en tussen de bovenomschreven door Willem Beukelszoon ingevoerde wijze van bewerking, die men 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 21