ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 Fig. 7. Aart Schouman: Vogel-behangsel. geboren, vestigde zich te Middelburg en was in het begin van de 17e eeuw één van de vroegste beoefenaars van het tot een geheel eigen genre geworden schilderen van bloemstillevens, met in zijn voetsporen: drie zoons, een zwager en een schoonzoon. In zijn inleiding wijst Bol er op, dat gedurende de bewogen 16e eeuw de schilder meestal geen aandacht had voor het landschap, bomen, bloemen en vlinders. Eerst wanneer rond 1600, na de beroemde „Tien Ja ren", de noordelijke Nederlanden een goede toekomst tegemoet gaan, keerde de belangstelling van de schilder zich naar „the great little wonders of nature". De zwager van Ambrosius de oude, Balthasar van der Ast had een rijker repertoire en zijn composities zijn gevarieerder. Een specimen hiervan vindt men in figuur 4. Wij zijn in de tijd van de „horentjes en schulpen", die, meegebracht door de Oostinjevaarders al vroeg verzamelobjecten werden. Roemer Visschier zou over deze verzamelzucht spotten: „Een vreemd schelpje of een nieuw bloempje 't is niets dan gokkerij, maar de schelpenzotten behoeven tenminste geen dure tuinen te kopen en te onderhouden zoals de bloem- liefhebbers." Van Ambrosius Bosschaert de jonge volgt hierbij nog een afbeelding van een boeket in glazen vaas (figuur 5). Schouman. HET werk van Bol bespreken, al is het zo be knopt mogelijk en zeer onvolledig, zonder te wijzen op zijn tentoonstellingswerk, dat kan eenvoudig niet. Het bestek laat niet toe dan alleen op de herdenkingstentoonstelling te wijzen van Aart Schouman (1710-1792), mede om haar Zeeuwse facetten. Aart Schouman, in 1710 te Dordrecht ge boren, was alleen in Walcheren wanneer er opdrachten te vervullen waren, in tegenstelling met zijn oudere broer Cornelis, die van 1729 tot zijn dood (1749) in Middelburg als fijnschilder werkzaam was. Toen Aart rond de jaren vijftig op Walcheren werkte, benutte hij tevens de tijd met het tekenen van topografische af beeldingen. In de verzameling van het Zeeuwsch Ge nootschap bevindt zich een aantal tekeningen van deze Zeeuwse onderwerpen. In 1753 en later verzorgde hij te Middelburg en Oostkapelle decoratieve vogel schilderingen en regentenstukken. Zijn behangsels met veelkleurige vogelgroepen zijn volgens Bol heel wat sierlijker in houding en beweging dan zijn arcadisch- mythologische mensfiguren. Voor een buitenverblijf te Oostkapelle, voltooide hij in 1766 vijf behangselstukken van ruim 2 x/i meter hoogte. Dit mooie vogel-behangsel (zie twee vakken figuur 6 en 7) werd in 1809 naar een herenhuis te Middelburg overgebracht, dat in 1940 ver loren ging. Twee van de vogelschilderingen, in 1940 tijdelijk naar elders overgebracht, zijn gespaard ge bleven. „De geschiedenis van de achttiende-eeuwse be hangsels is een litanie van onbestendigheid en ver gankelijkheid." Op 77-jarige leeftijd schilderde Schouman nog een regentenstuk, waarop de regenten van het Middelburgse Gasthuis levensgroot staan afgebeeld. Het was de laat ste keer dat de heren zich gezamenlijk op het doek lieten zetten. Jammer, dat dit stuk, dat cultuur-historisch zijn waarde heeft, hangt in de bijkeuken van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis op de Herengracht te Mid delburg. Uit waardering voor zijn werk (ook in Zeeland(?)) kenden de Nederlandse hoogleraren in de kunstgeschie denis Bol voor zijn pionierswerk in Oud-Holland (ne gen studies) de Buchelius-prijs toe. 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 30