No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT M. P. de Bruin en M. H. Wilderom: Noord-Beveland. Deel I van ,,Tussen afsluitdammen en Deltadijken" Noord-Beveland is het eerste gebied waaraan een samenvattend boek is gewijd als deel I van een serie die de titel draagt: „Tussen afsluitdammen en Deltadijken". M. P. de Bruin, archivist bij het Rijksarchief en M. H. Wilderom, technisch ambtenaar van de studiedienst van de Rijkswaterstaat hebben een begin van uitvoering gemaakt met dit ambitieuze plan. Uit eerdere publi- katies weten wij dat hun grote liefde uitgaat naar historisch-fysisch-geografische onderwerpen, dus be trekking heeft op de ontwikkeling van de natuurlijke, aardrijkskundige gesteldheid. De eerste stappen op dit gebied heeft De Bruin ge zet in het „Zeeuws Tijdschrift". In nummer twee van de eerste jaargang (ruim tien jaar geleden) schreef hij over het eiland Orizand, benoorden Colijnsplaat. Hij is niet de enige voor wie dit tijdschrift een oefenterrein is geweest. Zijn studie over: „De kust van Walcheren" (1956) is zijn eerste boek, waaraan wij indertijd een lovende recensie wijdden. Intussen ontplooit zich zijn programma ruimer. In de exclusieve rubriek Zelandica in de „Provinciale Zeeuwse Courant" en iets korter en in wat andere vorm in onze kolommen geeft hij blijk van een grote belezenheid, vooral op het terrein van de geschiedenis in de ruimste zin van Zeeland. Hij is onze beste kenner van recente Zelandica. In het voorliggende boek is een volgend stadium bereikt, waarin zijn kennis neerslaat in de vorm van een samenvattend handboek. Dat hij hiervoor de weg naar samenwerking heeft gevonden met Wilderom pleit voor beider wetenschappelijke bescheidenheid. De Bruin is in de eerste plaats historicus, hanteert zijn bronnen, kent de feiten en hun plaats. Uit studies van Wilderom weten wij hoe zijn denkproces dat van zijn collega aanvult. Hij is de technicus, die in meer algemene cate gorieën denkt, voor wie de feiten een meer onder geschikte, illustrerende betekenis hebben. Er is wel niemand die in één persoon beide hoofddenkrichtingen van de wetenschap verenigt en dit maakt de waarde van hun boek alleen maar groter. Wie niet gewend is boeken van 300 bladzijden door te werken kan ik toch aanraden tot aanschaffing over te gaan. De illustraties zijn het bezit alleen reeds waard: 100 tekeningen, 14 kaartreproducties, 102 foto's en 2 uitslaande kaarten (respectievelijk uit de 17e eeuw en 1961). Voor de liefhebbers van de poldergeschiedenis is er de beschrijving van het lotgeval van de 33 polders, telkens met een verhelderend kaartje. Een aparte al gemene behandeling van het eiland voor de ramp van 1530, van het daarna tot 1598 drijvende Noord-Beve land en van de inpolderingen nadien, gaat hierna voor af. Deze onderdelen beslaan ruim 100 pagina's. Een algemeen hoofdstuk van 150 pagina's behandelt aparte categorieën. Hiervan noem ik in het bijzonder de dorpen, stelbergen en boerderijen; de dijken en oever- en dijkvailen; de stormvloeden; de waterstaatkundige verdediging; het bodemonderzoek; de afwatering en de havens. Zij zijn tot op de huidige dag bijgewerkt. De laatste 50 pagina's zijn gewijd aan de geschiedenis van de veren en van de plannen tot vaste oeververbin dingen. Het in dit tijdschrift beschreven Drie-eilanden- plan van Dirk Dronkers (1866) is opgenomen. Het aantal wetenswaardigheden is legio. Imponerend is de inpoldering van de Oud Noord-Bevelandpolder in 1598, met 20 km zeedijk aangelegd met mand en kruiwagen. De mechanisatie dateert eerst van om streeks 1900 toen werkspoor, baggermolens en zand zuigers het werk vereenvoudigden. Van de 33 polders gingen er zes ten slotte weer verloren. De indijking van de Soelekerkepolder in 1818 kostte 154.000, of bijna 400,per ha; de eerste koolzaadoogst bracht bruto 105.000,op. In de laatste anderhalve eeuw vonden er in Zeeland 1000 dijk- en oevervallen plaats, waarvan 240 op Noord-Beveland. De laatste was van 10 maart 1958 aan de Leendert Abraham polder in de slikken van Katshoek. Een hoeveelheid van 850.000 m3 zand werd toen rivierwaarts ver plaatst. In deze vallen ligt een van de rechtvaardi gingen van het Deltaplan. Door het Drie-eilandenplan wordt reeds 1400 ha aan de zeewaterkering onttrokken. De oeververdediging van Noord-Beveland komt neer op een belasting met 2100,per ha. Geo-morfolo- gisch interessant is de verklaring van Noord-Beveland als een kleilaag op één grote zandmassa en het ontstaan van de Kamperlandse duinen. Het isolement wordt ge ïllustreerd door de beschrijving van een reis in de 18e eeuw van Wissenkerke naar Goes, onder meer met twee veren doordat Wolfaartsdijk toen nog een eiland was. De plannen van de schrijvers zijn om in 1964 een tweede deel aan Schouwen-Duiveland te wijden, ter gelegenheid van het in gebruik nemen van de Greve- lingendam. Zij zullen moed putten uit de snelle verkoop van de niet al te grote oplage die zij op eigen risico hebben uitgegeven. Alleen hierom al beveel ik het boek van harte aan. Zij die het kopen om het eigen bezit aan Zelandica aan te vullen, om het kaartenbezit, om dat zij houden van het fiere Noord-Beveland komen in het bezit van een boek dat zij nog lang en vaak zullen raadplegen. Een illustratie uit het boek treft men aan in dit nummer op bladz. 83. M. C. VERBURG 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 31