ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 2
zijn afgezet. Deze ouderdom komt ongeveer
overeen met die van het marine, slibhoudende
zand van West-Friesland waarop de door Van
Giffen onderzochte grafheuvels uit de Brons
tijd voorkomen. Evenals de Westfriese gron
den is ook de zandige oude zeeklei op Schou
wen iets ontkalkt, hetgeen op een regressiefase
na de opslibbing wijst.
Dit alles betekent dus, dat in de tijd, dat
elders in Holland en Zeeland de veengroei
reeds volop bezig was, hier de zee nog flink
toegang heeft gehad.
Bewoning heeft er op de oude zeeklei in
deze tijd op Schouwen vermoedelijk niet
plaats gehad. Wel heeft Trimpe Burger 5) in
Brabers bij Haamstede sporen van bewoning
uit het jonge steentijdperk 2200 jaar v.
Chr.) gevonden. Dit was echter op een oude
strandwal. In de Haamsteedse duinen zijn
voorwerpen uit het Bronstijdperk 1400-
1000 jaar v. Chr.) gevonden. Het zeeklei
gebied van Zeeland lijkt in deze periode echter
nog niet bewoond te zijn geweest.
De eerste prae-romeinse afzettingen
van de jonge zeeklei.
REEDS enkele eeuwen vóór het begin van
onze jaartelling drong de zee na een
veel rustiger periode opnieuw op. De
eerste aanvallen vonden uiteraard plaats op
zwakke plekken in de kuststrook, o.a. daar
waar een Scheldearm in zee kwam. Dit was
vermoedelijk het geval tussen Walcheren en
Schouwen. Weliswaar was de Ooster-Schelde
in zijn huidige vorm er nog niet, maar wel
liepen er één of meerdere geulen in het veen-
landschap, die Scheldewater in westelijke rich
ting afvoerden. Een andere arm van de Schel
de liep in noordelijke richting (de Striene).
De eerste afzettingen van de jonge zeeklei
zijn dan ook bij de mond van de Ooster-
Schelde geconstateerd, het eerst door Bennema
en Van der Meer in Noord-Walcheren 4). Men
trof hier nl. profielen aan, waar de poelklei
niet op veen, doch op een zavellaag lag. Ro
meinse- en inheems-Romeinse vondsten wezen
uit, dat op deze zavel omstreeks het begin van
onze jaartelling bewoning had plaats gevon
den, terwijl de poelkleilaag pas na de Ro
meinse tijd was ontstaan.
Ook op Schouwen werden dergelijke pro
fielen gevonden, nl. in de polder Burgh en
Westland, en tussen Oudendijke en Scharen-
dijke. De Burghse-inbraak kan gemakkelijk
vanuit dezelfde prae-Romeinse Scheldemond
ontstaan zijn als die van Noord-Walcheren.
De inbraak bij Scharendijke kan hiermee
eveneens verband houden via een thans door
duinzand en jongere zeeafzettingen niet meer
zichtbare laagte achter de duinen. Het is
echter ook mogelijk, dat deze inbraak ver
oorzaakt is door een opening in de duinen
tussen Schouwen en Tholen. Op Goeree wer
den deze afzettingen nl. ook gevonden, met
aan de oppervlakte Romeinse voorwerpen.
De prae-Romeinse inbraken op Schouwen
konden niet met oudheidkundige vondsten
gedateerd worden. Wel zijn door ons in de
naaste omgeving hiervan inheems-Romeinse
scherven gevonden, o.a. op het veen bij Loo-
perskapelle. Dit wijst op een geul of zeearm
in de Romeinse tijd. Bewoning op het veen
was nl. alleen mogelijk, wanneer dit was ont
waterd en toegang had vanuit de zee.
Merkwaardig is, dat behalve vlak aan de
kust, veel meer naar het oosten hetzelfde type
gronden als prae-Romeinse zavelafzettingen
van de kuststrook voorkomt, nl. rond de
Pluimpot in de polder Scherpenisse en St.
Maartensdijk.
Dateren deze uit dezelfde of uit een veel
latere tijd? Helaas kon de ouderdom van deze
afzettingen niet met oudheidkundige vondsten
worden vastgesteld. Wel zijn bij Poortvliet
door de heer P. Jasperse op 2 meter beneden
het maaiveld op het veen Romeins- en vroeg-
inheems gebruiks-aardewerk en een fraaie gla
zen Romeinse armband gevonden 6). Deze la
gen echter op het veen en niet op een zavel
laag en hebben daarom in dit verband, even
min als onze inheems-Romeinse vondsten bij
Looperskapelle, veel bewijskracht.
Om andere reden achten wij het echter toch
niet onwaarschijnlijk, dat omstreeks het be-
68