No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT gin van onze jaartelling, de zee hier reeds in vloed heeft gehad. Dit hangt nl. samen met het karakter en de vorm van deze inbraken. Deze wijzen alle op een zee-inbraak in een reeds bestaande laagte of geul, vermoedelijk een oude Schelde-arm. Dit sluit aan bij het karakter van de door Van der Meer 7) in de Brede Watering van Zuid-Beveland gevonden kleiplaatgronden en de Scheldearm, die Steur s) door Zuid-Beveland en Noord-Wal- cheren construeert. Via deze laagte zou het opdringende zee water in de prae-Romeinse transgressie periode ver landinwaarts hebben kunnen door dringen. Ook de mens kon via deze weg het gebied indringen en op het door de lage eb- standen ontwaterde veen wonen. Aantasting van het oude kerngebied na. ca. 1000 jaar na Chr. DE aantasting van het veengebied door de zee is niet beperkt gebleven tot de in braken van ca. 200 jaar voor tot ca. 50 jaar na Chr. Ook daarna zijn nog ver schillende perioden voorgekomen, waarin de zee met kracht een aanval op het land deed. In de Middeleeuwen zijn die van 300-500 a 800 na Chr. en van ca. 1000 jaar na Chr. bekend. Tussen deze perioden lagen dan vaak enkele eeuwen van rust, waarin de mens op nieuw de vruchtbare aan- en opslibbingen ging bewonen. Ten slotte werd na ca. 1100 jaar na Chr. de zee een halt toegeroepen door de aanleg van dijken. Het is echter al te goed bekend, dat ook dit niet altijd voldoende was om voor het geweld van het zeewater gevrij waard te zijn. Vlak na een heftige inbraak vond meestal snel opslibbing plaats. In het water zweefden nog veel klei- en zanddeeltjes, die op of tegen het overgebleven land werden afgezet. Uit een aantal diepboringen tot ca. 5 m beneden maaiveld kon goed gereconstrueerd worden, hetgeen heeft plaats gehad bij deze aantastingen van een al of niet met klei uit een vroegere inbraakperiode bedekt veenland- schap. De zee is ongetwijfeld begonnen met kreken in het veen te vormen. Van hier uit werd klei op het omliggende, nog op schorniveau ge legen veen afgezet. Daarna werden de kreken breder en tastten reeds gevormde klei-op- veengronden aan. Plaatselijk begon de vor ming van zandplaten. In de gebieden, die het dichtst bij het niet geheel verloren gegane Oudland lagen, moet de periode van de he vige aantasting vrij kort zijn geweest. Overal treft men nog een min of meer dikke veenlaag in de ondergrond aan figuur 6a). We zien hier verder overal, dat een met fijn verdeeld veen en soms ook met brokken poelklei ver mengde slibhoudende zand- of kleilaag zich 3 ki-T 10^ Fig. 6. Profielen uit de polder Dreischor (Schouwen). a. zavelige, hoge plaatgrond, zeezand beneden 60 cm; b. lichtzavelige, lage plaatgrond, zeezand be neden 60 cm; c. zeer lichtzavelige schorgrond, boven 40 cm lichter wordend. 1. zand; 2. slibhoudend zand; 3. zeer lichte zavel; 4. lichte zavel; 5. zavel; 6. klei; 7. hu- meus; 8. oud woonvlak; 9. kalk; 10. veen. 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 5