ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 direct op het resterende veen heeft afgezet figuur 6a). Het gehele randgebied is blijkbaar met dit materiaal opgevuld. In verschillende gevallen, doch lang niet overal, is deze periode afgesloten door een zekere verlanding, geken merkt door een wat zwaardere laag, in de polder Dreischor zelfs door een woonlaag fi guur 6a en c). Na deze periode van betrekkelijke rust, moet de zee plotseling met kracht zijn terug gekomen. Wij zien nl. in veel profielen, dat op bepaalde plekken het slibhoudend- of za- velig materiaal naar boven toe plotseling over gaat in grof zand figuur 6a, en figuur 7c en d). Er vormden zich zandplaten, waar schijnlijk vanuit diep uitgeschuurde erosie kreken, die ook nog veenlagen opruimden. 1 2|; l 6 [Nul 8EH Profielen uit de polders Oud-Kempenshofstede (a en b) rsdijk (c); St. Annaland den Johanna Maria (e) Fig. 7. Jfrolieien uit üe polders Uud-JS Anna-Vosdijk (c); St. Annaland d (Tholen). a. lichtzavelige, lage plaatgrond, zeezand omstreeks 60 cm; b. zavelige, lage plaatgrond, zeezand beneden 60 cm; c. lichtzavelige, lage plaatgrond, zeezand beneden 60 cm; d. lichtzavelige, lage plaatgrond, zeezand beneden 60 cm; e. zavelige schorgrond, beneden 60 cm lichter. 1. zand; 2. slibhoudend zand; 3. licht zavel; 4. zavel; 5. klei; 6. humeus; 7. veen; 8. rietveen. Dit laatste is de oorzaak, dat ook het grove zand van de zandplaten soms vermengd is met organisch materiaal figuur 6b en 7d). In het verst van de oudlandgebieden ge legen polders, o.a. Oud-Kempenshofstede, An na Yosdijk en St. Annaland, is het veen veel dieper of zelfs geheel weggeërodeerd; in het laatste geval ligt het jonge zeezand zo goed als direct op de oude zeeklei figuur 7c en e). In de dichter 'bij het oudland gelegen ge bieden bleef het bij de afzetting van slechts enkele zandplaten, terwijl hier overal resten van het veen en het slibhoudende humeuze zand nog in de ondergrond zijn aan te treffen. Vandaar dat de ondergrond van deze polders minder homogeen is en men hier grotere ver schillen in hoogteligging van het maaiveld aantreft dan in de jongere polders. In latere eeuwen is in het toen nog buiten dijkse gebied een deel van de zandplaten- ondergrond weer weggeslagen (profiel Johan na Mariapolder, figuur 7e). Op andere plek ken werden de zandplaten echter nog hoger (Hollairepolder). Het is mogelijk de twee zo juist onder scheiden opslibbingsperioden in het jonge zee kleisediment te dateren. De eerste periode, waarin het met fijnverdeelde veenresten ver mengde slibhoudende materiaal langs de ran den van niet aangetast oud kernland (klei op veen) is afgezet, moet dateren uit de trans gressieperiode van ca. 1000 jaar na Chr. Daar na werd het weer enkele eeuwen wat rustiger. De oude kernen werden toen bedijkt, waarna ze niet of nauwelijks meer zijn aangetast. De reeds iets aangetaste polder Dreischor is toen vermoedelijk ook bedijkt geworden. Het be- woningsvlak op 1,20 meter N.A.P. in fi guur 6a moet uit deze tijd dateren. Ook elders in deze polder, nl. aan de Lange- weg bij de Hil, werd een oud woonvlak en een kogelpot op 80 cm diepte gevonden, waar onder een verslagen ondergrond lag. Dichtbij werd, eveneens in de ondiepe ondergrond, een vliedberg aangeboord, die geheel was in gebed in zeezandpaketten. Men zag hier tot voor enkele jaren in het land een iets hogere 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 6