No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT plek, bezaaid met scherven uit de Karolin gische tijd, vooral scherven van kogelpotten en biergeel geglazuurd aardewerk uit de elfde en twaalfde eeuw na Chr. Eén profiel gaf een aslaag te zien, veel fosfaatvlekken en laagjes met veel organisch materiaal. De namen Hilweg, Hoge Hil, het Oude Kerkhof en Bouwenhil in deze omgeving ge tuigen eveneens van de vroegere toestand. Waarschijnlijk moeten we op deze plek het dorp zoeken van het vroegere oude kernland Dreischor. Tussen 1200 en 1300 is de zee opnieuw sterk in beweging geweest. Toen zijn diepe geulen uitgeschuurd en het hieruit komende zand in de vorm van zandplaten en zandige oever- wallen of ruggen in de omgeving afgezet. Na 1300 werd het weer rustiger. Tussen 1300 en 1500 zijn veel polders bedijkt. De eerste be dijkingen, tussen 1300-1400, zijn gekenmerkt door het voorkomen van hooggelegen in het veld goed zichtbare zandplaten en zeer lichte gronden, b.v. in de polders Sir Jansland, Oosterland, Noordgouwe, (Schuddebeurs!) op Schouwen en in de Middelland- en Noord polder van St. Maartensdijk op Tholen. De tussen 1400 en 1500 bedijkte polders bestaan meer uit zavelige, vlakker gelegen grond, met echter vaak wel zand in de onder grond. De oude polder Dreischor is in de 13e eeuw ook ingelopen. Historisch is dit bekend: het gebeurde in 1288. In resp. 1300 en 1305 werd dit gebied als twee afzonderlijke polders, het tegenwoordige Dreischor en Sir Jansland, her- dijkt. De laag zeezand op het oude woonvlak van figuur 6a moet dus tussen 1288 en 1300 zijn afgezet. Uit het bovenstaande zal wel duidelijk ge worden zijn, dat niet alleen de gronden in de oude kernen van Zeeland met zijn kreekruggen en poelen een heterogene bodemgesteldheid hebben. Ook veel gronden in de jonge polders, de Nieuwlandgronden kunnen onderling nog sterk verschillen. Deze verschillen zijn echter niet zo sterk aan de oppervlakte zichtbaar als in het Oudeland, doch komen meer in de on dergrond voor. Hierdoor beïnvloeden ze de landbouwkundige eigenschappen van de grond minder sterk. Toch kent men, speciaal in de polders uit 1300-1400, grote hoogteverschillen. Ook komen hier, naast zwaardere, veel zeer lichte, haast zandgronden voor, die flink kunnen stuiven en waar vroeger vaak bos heeft gestaan. De oudste dijken op Schouwen-Duiveland en Tholen. ALGEMEEN wordt aangenomen, dat de dijken rond de oude kernen, dus van de polders Scherpenisse, Poortvliet, Schakerloo op Tholen, en van de polders Schouwen en de Vier Bannen van Duiveland, de oudste dijken zijn. Inderdaad zijn dit zeer oude bedijkingen, waarvan het tijdstip van aanleg niet in de analen staat aangegeven. Om streeks 1200 bestonden deze ringdijken reeds. Toch hebben er binnen deze dijken waar schijnlijk nog oudere dammen of dijken ge legen. Ze zijn wel niet meer als zodanig in het veld te herkennen, doch er zijn verschil lende aanwijzingen dat ze toch bestaan heb ben. In de eerste plaats zijn er vele namen van dorpen, wegen en percelen, die het woord „dijk" of „dam" bevatten. B.v. de Kuiers- dam, de dorpen Oudendijke en Duivendijke in Noordwest Schouwen, 's Heer-Arendsdam in de polder Dreischor, de Vreedijkse weg in de polder „De Vier Bannen van Duiveland", de Scherpenissedam en de Stompertsdijk, de Paasdijk, de Engelaarsdijk en de Kalverdamse weg in de Poortvlietse Weihoek, de Hoge Weg in de polder St. Maartensdijk, de Luttel- dijk, de Kadijk en de Meeldijk in de polder „De 1500 Gemeten van Tholen". In het ver dronken land ten westen van Zierikzee zijn de namen Weldamme en Borrendamme be kend. In deze stad zelf kent men de straat naam de Dam op de plaats waar de kreek Mierenweg-Oude Haven werd afgedamd, toen het zeewater overlast ging geven (zie figuur 10a). In de tweede plaats blijkt juist bij dergelijke wegen met dijk- of dam-namen een lage 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 7