Zeeuws Tijdschrift Ruimtelijke ordening en Zeeuwsch-V'laanderen N U M Af E R 3 11e JAARGANG 196 1 „Ic bem soo litermaten sat". van den Vos Reinaerde. HET jaar 1960 is het jaar van ruimtelijke ordening. Althans van de desbetreffende „Nota", waarin ten aanzien van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling der Neder landse werkgebieden o.a. werd gesteld (literatuur 1, pag. 82): 1. rationele ontwikkeling van de landbouwgebieden, met behoud van grote aaneengesloten eenheden, vooral op de klei- en veengronden; 2. voortgezette verbetering van de ruimtelijke mogelijkheden in het westen voor de aan de Randstad Holland gebonden werkgebieden, in de industriële en dienstensector; 3. betere landelijke spreiding van de overige werkgebieden voor deze sectoren met doelma tige regionale concentratie. Het verschijnen van deze nota werd omlijst met nog enige belangwekkende uiteenzettingen. In november 1959 verscheen als uitgaaf der vier werkgeversverbonden de nota: „Industrie en ruimtelijk beleid". In november 1960 een artikel van ir. S. Herweijer: „De ontwikkeling der ruilverkaveling in Nederland en haar verhouding tot de ruimtelijke ordening". WELKE betekenis nu, hebben al de ver wachtingen en wensen, neergelegd in deze publikaties voor Zeeland, de provincie historisch zo sterk aan Holland ge bonden en zo typisch behorend tot het „Wes ten des Lands", een relatie welke nog weer in het bijzonder wordt beklemtoond door de Deltawerken? Laten wij daartoe eerst bezien de „rationele ontwikkeling van de landbouwgebieden", in deze overwegend agrarische provincie van het allergrootste belang. Zonder enige twijfel staat Zeeland hier ver voor bij overig Nederland. Sinds de ramp van Walcheren in 1944 en de overstromingen van Schouwen en Duiveland, Tholen, St. Philipsland en meerdere polders van Zuid-Beveland in 1953, werd door mid del van de herverkavelingen hier iets groots verricht. Volgens de prognose van de heer Herweijer (literatuur 2, pag. 176) betekent dit wellicht voor grote delen nog slechts een over gangsfase, doch de forse ingreep na deze ram pen getuigde van inzicht en durf en van de sterke wil aan dit gewest grotere economische zekerheid te verschaffen. Naast een klein ge deelte van Zuid-Beveland bleef één gebied in feite bijna geheel van deze verbeteringen uit gesloten: Zeeuwsch-Vlaanderen. BEZIEN wij in de tweede plaats de ont wikkeling van de werkgebieden voor in dustrie en de dienstensector (voornoemde punten 2 en 3) welke volgens de nota (litera tuur 1, pag. 82) „voor het Zuidwesten is te zien als een naderbij brengen van de mogelijk- 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 1