No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT door ontsloten worden voor zeeschepen tot 50.000 ton dw." In dit gebenedijde land met zijn heroïek verleden, boeiende wordingsgeschiedenis van bodem en cultuur, ligt primair de grote kans om Zeeland te doen bijdragen aan de welvaart van ons land. De mogelijkheden zijn vergelijkbaar met Europoort en IJmond. Zij zijn een levensbe lang voor het industrie-agglomeraat van Gent- Antwerpen-Brussel (literatuur 4, pag. 23). Hun invloed zal reiken tot Noord-Frankrijk en zelfs de Borinage (literatuur 1, pag. 110). Hier zijn de industrie-arbeiders direct voor handen (literatuur 5, pag. 34) terwijl een ver der afvloeien van krachten uit het agrarisch kleinbedrijf een gebiedende noodzaak is. Een veilige arbeidsreserve biedt daarbij nog Bel- gisch-Vlaanderen. Zo staat Zeeuwsch-Vlaanderen, welhaast het schoonste deel van de provincie, in zijn cultuurtechnische onvolkomenheid en zijn in dustriële ontplooiing voor diepingrijpende wijzigingen in leefpatroon en landschap. Hoe deze mogelijkheden te bevorderen in ons democratisch land met zulk een diep respect voor eigendom en vrijheid-van-onder- neming? Ook hier spreekt onze Minister van volks huisvesting en bouwnijverheid, in genoemde nota, klare taal. „Bij de meest verscheiden onderdelen van het regeringsbeleid moet de invloed daarvan op de ruimtelijke ontwikkeling van het land worden betrokken. In sterke mate is dit b.v. het geval bij de voorbereiding en uitvoering van grote rijkswerken" (literatuur 1, pag. 111) en verder: „In het nationale kader zal de Regering ernaar blijven streven, dat de invloed op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het land wordt betrokken bij beslissingen om trent de algemene opzet, de prioriteitsbepaling en de grote Rijkswerken." (literatuur 1, pag. 116) De regering stelt zich dus duidelijk op het standpunt, dat de komende waterstaatswerken in Zeeuwsch-Vlaanderen zich niet mogen be perken tot het graven van een vaarweg naar Gent, doch dat zij daarentegen dienstbaar moeten zijn aan de regionale belangen. Nogmaals verwijzend naar de reeds be sproken „rationele ontwikkeling van de land bouwgebieden", ligt het voor de hand de ka- naalwerken te synchroniseren met een land bouwkundige sanering. Terwille van een ge zonde agrarische bedrijfsvoering in de toe komst, mag hier niet worden volstaan met onteigening en financiële schadeloosstelling, doch zullen de gewenste „aaneengesloten een heden" in cultuurtechnisch optimale vorm moeten worden gebracht. Tevens kan hierdoor het voor de streekontwikkeling gewenste we gennet worden gerealiseerd, (literatuur 1, pag. 133). Voor deze landbouwkundige verbeteringen is een beroep op de prioriteitsbepaling van de regering allszins gerechtvaardigd. Immers, indien dit niet geschiedt dan zal bij de aanvang der kanaalwerkzaamheden een strijd ontbran den tussen de landbouw en de industrie. Deze strijd zal, zo zij al niet in hoge mate schadelijk mag heten, voor beide waarlijk niet bevor derlijk zijn. In ieder geval gaat zij ten koste van de leefbaarheid van de gehele streek. Ook hier zij menig bestaand industriegebied ons ter waarschuwing. Na onze Gouden Eeuw betekende bijna elke wijziging in ons landschap een verarming (li teratuur 7, pag. 18). Thans gaat het erom aan dit uniek gebied, waar ons de grandeur van edeler beschaving nog tegentreedt bij bewoner, stad en land, een nieuwe gave vorm te geven, die komende geslachten het twintigst-eeuws cultuurniveau zal tonen (literatuur 7, pag. 24). Deze gaaf heid veronderstelt functionele werkgebieden zowel agrarisch als industrieel en goed gesi tueerde woonoorden met rijke groenvoorzie ning, een biologisch evenwichtig landschap van grote recreatieve waarde. Hoe positief kunnen voor dit laatste de enorme hoeveelheden delfgrond worden benut en kunnen ook de vereiste detailontwateringen 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 3