No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT niet groot is, heeft dit toch het gemiddelde enigszins doen stijgen. De gemiddelde inkomens in de industrie lagen in Zeeland iets onder het landelijk ge middelde, behalve in Schouwen-Duiveland; het verschil is echter te klein 3.800, tegenover 3.900,om er conclusies aan te kunnen verbinden; wellicht speelt de gemeen teclassificatie hierin mee. Wel is het duidelijk dat de meest geïndustrialiseerde delen van Zeeland (Walcheren en Oost Zeeuwsch-Vlaan- deren) hieraan hun relatief ongunstige positie hebben te wijten. Ook de dienstensector blijft in Zeeland voor wat betreft zijn inkomenspositie onder het Nederlands gemiddelde. De relatief ruime bezetting, de dunne bevolking dus, zal hier voor een belangrijke verklaring vormen. Op vallend is, dat het gemiddelde inkomen in deze sector in West Zeeuwsch-Vlaanderen be langrijk hoger ligt, waarschijnlijk door de be stedingen van de Belgen. Dit is de enige wijze waarop het toerisme (voorzover men dit koop- toerisme zo mag noemen) uit de cijfers over 1955 naar voren komt. Overigens blijkt noch uit de bedrijfstakkenanalyse, noch uit regio nale gegevens dat het toerisme het inkomen in betekenende mate heeft beïnvloed. Zo is het bijvoorbeeld opvallend, dat de gemiddelde inkomens in de kustgemeenten niet hoger zijn op Walcheren zelfs iets lager dan in de omgeving, behalve in West Zeeuwsch-Vlaan deren, waar dit echter grotendeels moet wor den toegeschreven aan de zeer gunstige ver mogenspositie. Binnen de dienstensector valt het op, dat in de handelsbranches Zeeland zich redelijk kan handhaven, terwijl het bij het verkeer achter blijft. Uit dit laatste komt de vrij ongunstige positie van het Zeeuwse vervoerswezen tot uitdrukking, waarover het E.T.I. voor Zee land binnenkort op verzoek van de Kamer van Koophandel voor de Zeeuwse Eilanden zal rapporteren. Het zal voor Zeeland met name in verband met de groei van het toerisme interessant zijn de cijfers over latere jaren te leren kennen. De spreiding. DAT de gemiddelde inkomenspositie in Zeeland niet ongunstig is, kan theore tisch zijn oorsprong vinden in een al gemeen redelijke welvaart of in de aanwezig heid van enkele personen met een zeer hoog inkomen. Het laatste blijkt niet het geval te zijn. De mkomensspreiding over de Zeeuwse bevolking is zeker niet ongunstiger dan elders in het land. Er waren in 1955 iets meer per sonen in de klassen boven 10.000,per jaar, wat minder in de middenklasse van 5.000,tot 10.000,dan in Nederland. De gebieden in Zeeland met hoge gemiddelde inkomens hadden deze positie door een flink aantal inkomenstrekkers in de hogere groepen, niet doordat enkele mensen extreme inkomsten genoten. Ondanks het relatief grote aantal familie bedrijven in Zeeland en ondanks de veroude ring van de bevolking in dit gewest, is de verhouding tussen het aantal belastingplich tigen en de lokale bevolking vrijwel gelijk aan die in Nederland. Het inkomen per belasting plichtige is gemiddeld 2,54 maal zo groot als dat per inwoner (2,51 maal in Nederland). Wel valt het op, dat het aantal belasting plichtigen in Zeeuwsch-Vlaanderen relatief gering is en op Walcheren groot. Het grote aandeel van de bevolking boven de 65 jaar komt met in de inkomensgegevens tot uit drukking: er zijn in Zeeland niet meer mensen „zonder beroep" dan gemiddeld in Nederland. Dit zal zijn oorzaak vinden in het veelal op geven van een beroep ook bij hogere leeftijd van 65 jaar; dit zal vooral in landbouw en middenstand veelvuldig voorkomen. Het Zeeuwse vermogen. LIGT het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking in Zeeland precies op Nederlands peil, het gemiddelde ver mogen komt daar belangrijk boven uit. Van de Nederlandse provincies vertoont alleen Groningen een gunstiger vermogenspositie dan Zeeland. Bovendien is in enkele rijke gemeen ten van Noord- en Zuid-Holland en Utrecht 103

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 7